Quantcast
Channel: Vers Beton
Viewing all 2942 articles
Browse latest View live

Dit is wat de Rotterdamse politiek in 2019 te wachten staat

$
0
0

Politieke analyse

Van moeilijke keuzes over het klimaat tot gratis Eneco-geld: Guido van Eijck blikt vooruit en speculeert wat de Rotterdamse raad in 2019 zoal bezig gaat houden.

Misschien was het laatste raadsdebat van 2018 wel een passend slot van een jaar waarin de politieke verdeeldheid in Rotterdam het hele land bezig hield. Op de agenda stond de miljoenenverbouwing van Museum Boijmans Van Beuningen, een vermeende ruzie tussen de gemeente en een van de grootste woningcorporaties in de stad en de omgang met festivals. Maar dat alles moest wachten op een urenlang spoeddebat over één zinnetje uit een interview met wethouder Bert Wijbenga.

“Bij Wijbenga moet ik soms denken aan een soort Erik Wiebes zonder haar”

Bij Wijbenga moet ik soms denken aan een soort Erik Wiebes zonder haar. Een liberaal met gevoel voor humor en soms een beetje zelfspot. Kortom, één van die zeldzame bestuurders die niet met meel in de mond praat maar waar je zo nu en dan nog eens een onverwachte uitspraak van kan optekenen.

Het was zo’n loslippigheid die de raad daags voor het kerstreces van elf ’s uur ochtends tot half vier ‘s middags bezighield. In het interview had Wijbenga verteld over zijn “integratie en samenleven”-beleid voor de komende jaren. Wie het las kon het er moeilijk mee oneens zijn – het ging over respect voor elkaar en voor de wet, en over de afkoeling van het oververhitte politieke klimaat. En dat alles gelardeerd met wat “targets” waar het college over vier jaar op mag worden afgerekend.

En passant haalde Wijbenga uit naar Leefbaar Rotterdam, Denk en Nida. Het zou met hen moeilijk samenwerken zijn, aangezien je voor hen niet zou deugen als je niet “100 procent doet wat zij eisen”. Onhandig en ongepast, zeker. Een wethouder moet partijen en hun kiezers niet afschrijven. Aan de andere kant, wie zich het gescheld bij een aantal verkiezingsbijeenkomsten begin dit jaar nog herinnert, snapt wel enigszins waar hij heen wil. De motie van afkeuring, die steun kreeg van de hele oppositie, had vooral iets wanhopigs: een ijdele poging om grip te krijgen op een college dat de oppositie maar weinig ruimte geeft om beleid wezenlijk te beïnvloeden.

Deze 7 Rotterdammers moet je in 2019 in de gaten houden

Open begrotingen

Alle oppositiepartijen tegen de wethouder, en de collegepartijen die ervoor gaan liggen: je zou er de conclusie uit kunnen trekken dat het college een geoliede machine is. En toch borrelen er meningsverschillen onder het oppervlak die volgend jaar nog wel eens de kop zullen opsteken. Dat bleek wel in de eerste debatten over de beeldbepalende klimaatplannen, waar moeilijke vragen voorlopig nog vooruit worden geschoven.

Aan mooie plannen voorlopig geen gebrek. Wethouder duurzaamheid Arno Bonte (GroenLinks) wil vaart maken met de Rotterdamse energietransitie en niet wachten op de haperende totstandkoming van het Nationaal Klimaatakkoord. Volgend jaar hoopt hij een Rotterdamse Klimaatakkoord te sluiten om de CO2-uitstoot de komende jaren terug te dringen, in het bijzonder in de haven.

Klein detail: het grootste deel van de 150 miljoen euro die de gemeente daarvoor wil uittrekken is nog helemaal niet gedekt. De discussie daarover staat voor volgend jaar op de agenda. Het college wijt het aan tijdgebrek, Stephan van Baarle (Denk) noemde het de “methode louche autoverkoper.”

Ondertussen rijst in Rotterdam, net als elders, de vraag wie eigenlijk voor die verduurzaming gaat betalen. Burgers? Of juist de bedrijven die de meeste vervuiling veroorzaken? Vooral de VVD – als zelfverklaarde partij van volk én grootbedrijf – worstelt daarmee. De partij won bij de Rotterdamse verkiezingen met een groene agenda, maar is intern verdeeld over de vraag wat nu precies de rol van de overheid bij de verduurzaming van Nederland moet zijn. En slaagt er niet in echte vergezichten te formuleren.

Scheurtjes

“Er borrelen meningsverschillen onder het oppervlak die volgend jaar de kop zullen opsteken”

In plaats daarvan laat de VVD geen kans onbenut om te verkondigen dat “de gewone Rotterdammer” niet voor deze kosten mag opdraaien; en bedrijven evenmin. “We moeten niet met een stok bedrijven de haven uitjagen”, zei Dieke van Groningen, de VVD-woordvoerder op het thema, tegen RTV Rijnmond. Niet vreemd dus, dat wethouder Bonte naar de klimaatconferentie in het Poolse Katowice was gestuurd om de Europese Commissie om een bijdrage van 150 miljoen te vragen. De rijksoverheid kan eenzelfde verzoek verwachten – op die plekken vind je tenminste geen Rotterdamse kiezers.

Zulke kleine scheurtjes binnen het college kwamen even aan het licht toen Ruud van der Velden (Partij voor de Dieren) een paar weken geleden vroeg om jaarlijkse doelstellingen voor de afbouw van de Rotterdamse CO2-uitstoot – geen lange termijnplannen voor 2030 of 2050 dus, maar iets waar jaarlijks verantwoording over moet worden afgelegd. Kleur bekennen.

D66 en PvdA zagen daar wel wat in, en ook wethouder Bonte reageerde niet afwijzend. Maar de VVD en het CDA kregen er de zenuwen van. “We moeten niet onze eigen teleurstellingen gaan organiseren”, vond Vincent Karremans (VVD).

Gratis geld

“Het geld voor een groenere stad komt uit de succesvolle verkoop van Eneco, die een miljard euro op moet gaan leveren”

Blijft de vraag staan waar die 150 miljoen die Rotterdam zelf wil gaan investeren in een groenere stad vandaan moet komen? Voorlopig is de hoop gericht op de succesvolle verkoop van Eneco. Rotterdam bezit ruim 30 procent van de aandelen in het energiebedrijf en hoopt daar volgend jaar ongeveer een miljard euro voor te krijgen.

En als we dan op zoek zijn naar onderwerpen die volgend jaar nog vaak voorbij gaan komen, dan hebben we er met de besteding van het gratis Eneco-geld nog een te pakken. Genoemd worden onder meer mega-investeringen als Feyenoord City en een nieuwe metrolijn tussen Kralingen en Feijenoord, of het voor later opzij zetten in het Rotterdamse investeringsfonds. Misschien dat Rotterdam ook te raden kan gaan bij de gemeenten en provincies die eerder al een smak geld voor hun energiebedrijven kregen en van gekkigheid niet wisten wat ze met dat geld moesten doen.

In dat licht ben ik benieuwd hoe lang het duurt voor het Eneco-geld in de discussie over de renovatie van Museum Boijmans opduikt. Eind december stemde de raad in met de megaverbouwing van het museum en koos voor het “ambitiescenario”, wat betekent: niet alleen asbest en noodzakelijk onderhoud, maar een museum waar meer bezoekers terecht kunnen en dat zich zou moeten kunnen meten met het Prado in Madrid en het MoMa in New York – ambities moet je hebben.

“De begroting voor Boijmans was niet rond toen er besloten werd, voor het begrotingsgat van 55 miljoen wordt gesproken met ‘derden’”

Dat een renovatie hard nodig is, spreekt niemand tegen. Controversiëler is wel dat, wederom, de begroting niet rond was op het moment dat erover besloten werd. De totale kosten van dit project komen neer op 223,5 miljoen euro. Voor het begrotingsgat van 55 miljoen euro wordt nu gesproken met “derden”, waaronder overheden, de BankGiro Loterij en de filantropische durfinvesteerders van de stichting Droom en Daad.

Zonder al teveel overdrijving mag de zevenjarige verbouwing die in mei moet beginnen, het meest risicovolle project heten waaraan de gemeente zich verbonden heeft. Niet alleen omdat er meer gemeenschapsgeld mee gemoeid is dan met bijvoorbeeld de nieuwe Kuip, maar ook omdat de gemeente als enige investeerder opdraait voor financiële tegenvallers die niet ondenkbaar zijn bij een prestigeproject als dit. Dan is het afwachten hoe lang het duurt voordat ook daar iemand ‘Eneco’ op de stippellijntjes invult.

Guido van Eijck

Het bericht Dit is wat de Rotterdamse politiek in 2019 te wachten staat verscheen eerst op Vers Beton.


Ik hoef niet op vakantie want: het museum voor verweesde beelden

$
0
0

visuele column

Op vakantie? Nergens voor nodig. IkRotterdam tekent voor je uit waarom we ook in dit nieuwe jaar gewoon in in onze eigen stad moeten blijven.

Deze keer bezocht IkRotterdam het museum voor verweesde beelden. Prachtig gelegen aan het kleinpolderplein. Een beeldenpark met sculpturen die elders in stad over waren of weg moesten. Entree: gratis (ook zonder museumkaart)

IkRotterdam

Het bericht Ik hoef niet op vakantie want: het museum voor verweesde beelden verscheen eerst op Vers Beton.

Taalles: Pochen met polygamie

$
0
0

Tweewekelijkse column

Said El Haji geeft Nederlandse taalles in Rotterdam en schrijft over de bijzondere gebeurtenissen en mensen in zijn klas. Deze keer: stoere praat bij de uitslag van de laatste les. 

Het was een bijzonder moment. We zaten in de kantine van de buurtvereniging waar ze taalles krijgen, in afwachting van de resultaten van de leestoets: Ünal, Mario en ik. Brunilda had niet willen wachten op de uitslag, die ik per e-mail zou doorkrijgen, en was weggegaan. Dit was mijn kleinste groep, of wat er nog van over was. Vier cursisten waren in de loop van het traject om verschillende redenen afgehaakt.

“Hij brandde plots van ambitie en vroeg of er een leesboek was dat ik hem kon aanraden”

Mario sprak vol passie over zijn toekomstplannen. De taalles had hem gemotiveerd om verder te leren, zei hij. Hij had al een onderonsje gehad met zijn contactpersoon bij de Sociale Dienst om de mogelijkheden daartoe te bespreken. Ik was aangenaam verrast om hem zo bevlogen te horen praten. Nu was Mario een pientere, 36-jarige Kaapverdiër die bewezen had prima overweg te kunnen met de Nederlandse grammatica. Maar hij kwam altijd traag en ongemotiveerd over. Niet zelden kwam hij te laat of wilde hij veel te snel weer weg. Nu brandde hij van ambitie. Hij vroeg of er een leesboek was dat ik hem kon aanraden. Ik liep naar de boekenkast en zag Mijn naam is Asjer Lev van Chaim Potok staan. Nadat ik Mario uitgelegd had waar het boek over ging, begon hij te glunderen van trots. Hij zag er een compliment in dat ik het boek aan hem koppelde, alsof het boek over hem persoonlijk ging.

‘Heb je ook boek voor mij?’ vroeg Ünal toen.

Ik keek de Turkse ex-olieworstelaar aan en zei dat Ali en Nino van Kurban Saïd geknipt voor hem was. Voor dat boek moest hij wel naar de bibliotheek, want in de kast van de buurtvereniging stond het niet.

Hij vroeg waar het over ging.

“‘Heb je geld nodig om naar de moskee te gaan?’ vroeg ik ongelovig”

Na mijn samenvatting van het boek begon hij te pochen met zijn drie vrouwen. Dat deed Ünal wel vaker. Hij had er een handje van om zijn vrouwelijke medecursisten, met name Brunilda, uit de tent te lokken met zijn vermeende veelwijverij. Nu waren Mario en ik de vissen in de vijver.

‘Dat mag niet. Is verboden,’ zei Mario.  
‘Ik laat gewoon een imam komen en die doet dan nikah,’ hield Ünal vol. Hij bedoelde ermee te zeggen dat hij als moslim geen goedkeuring van de Nederlandse wet nodig had.

‘Ben jij zo religieus dan?’ vroeg ik.
‘Ja, islam is goed voor mij,’ zei hij.
‘Ga je vaak naar moskee?’ vroeg Mario.
Ünal schudde zijn hoofd. ‘Ik heb geen geld.’
‘Heb je geld nodig om naar de moskee te gaan?’ vroeg ik ongelovig.
Hij legde uit dat in een moskee altijd mensen waren die geld nodig hadden. Er was altijd wel iemand die geld nodig had voor een operatie, voor een reis naar Mekka, voor een begrafenis in Turkije, enzovoort. Die mensen kwamen naar de moskee om geld te vragen van hun medegelovigen en het was voor iedere gelovige een heilige plicht om de behoeftige te helpen. Ünal vond het vervelend om niks te geven. Hij schaamde zich ervoor. ‘Daarom ik ga weinig naar moskee.’

“Ik geloofde niks van zijn zogenaamde polygamie, maar ik twijfelde niet aan zijn geldgebrek en schaamte”

Ünal was een ondeugende kerel. Je wist nooit wat gemeend en wat ongemeend was bij hem. Dat was tactiek. Zo schiep hij zich een schemergebied, waarvan hij op momenten dankbaar gebruikmaakte om zijn schaamtegevoel te verhullen. Ik geloofde niks van zijn zogenaamde polygamie, maar ik twijfelde niet aan zijn geldgebrek en schaamte.  
De telefoon in mijn broekzak trilde. Het bericht waar we op zaten te wachten? Ik las het in stilte, daarna stopte ik het apparaat weer weg. Ik keek Mario en Ünal een voor een aan. ‘Ik heb goed nieuws voor jullie, heren.’

Said El Haji

Het bericht Taalles: Pochen met polygamie verscheen eerst op Vers Beton.

Het Grote Vers Beton Jaaroverzicht van 2018

$
0
0

Waar schreven we over, wat hebben we allemaal gedaan en wat waren de best gelezen artikelen? Dat lees je in het traditionele jaaroverzicht van Vers Beton.

Gemeenteraadsverkiezingen, een beeldkieswijzer, de lancering van niet één, maar twéé journalistieke games, de start van een campagne voor een nieuw verdienmodel, een nieuwe website, een nieuwe talkshow, nieuwe columns en samenwerkingen: het was een bewogen jaar voor Vers Beton. In totaal publiceerden we iets meer dan 300 artikelen. Dat is te véél om allemaal te behandelen, maar in dit jaar overzicht bespreek ik enkele hoogtepunten, rode draden en andere opvallende activiteiten.

De Top 10

Laten we beginnen met de lijst van de meest gelezen stukken op Vers Beton. Van alles wat we in 2018 publiceerden, is dit de top 10 artikelen die jullie het meest hebben gelezen: 

Ferrie Weeda pleitte in deze opinie voor een ‘Pexit’ die onvermijdelijk in de lucht hing. Op 22 februari stapte wethouder Langenberg op vanwege het spoorwegdebacle de Hoekse Lijn.

Het vergeten verhaal van het Scheepvaartkwartier als Nazi-citadel

Op nummer 9 nog een verhaal van Ferrie Weeda: hij ontdekte dat de heipalen die de grond ingingen voor nieuwbouwwijk Little C bij Coolhaven zijn gestuit op de restanten van een heuse Nazi-citadel. Ferrie reconstrueerde dit vergeten verhaal.

Een trieste aanleiding voor deze notering in de lijst: eind november overleed journalist Mark Hoogstad aan de gevolgen van kanker. Samen met Tara Lewis schreef ik een kleine in memoriam.

Voor Valentijnsdag schreef Jaap Rozema zes liefdesverhalen op van stellen die elkaar in Rotterdam hebben ontmoet. En wat blijkt – óók de harddenkende Rotterdammer zwijmelt hier graag bij weg.

De bijnaam ‘sexy sextet’ muntte Mark Hoogstad voor de kersverse nieuwe coalitie van maar liefst zes partijen, die samen tien wethouders leverden. Voor Leefbaar Rotterdam was het een zure appel, maar Hoogstad vond dat de partij eens kritisch naar hun eigen rol moet kijken.

Powned zond begin dit jaar een documentaire uit over Crooswijk en in deze ‘de Beste Stuurlui’-opinie kraakt Marianne Klerk hierover een kritische noot.

De Rotterdamse KiesKijker

Onder initiatief en leiding van Teun van den Ende werkten een groep redacteuren en illustratoren mee aan deze, voor zover wij weten, eerste Nederlandse stemwijzer voor de gemeenteraadsverkiezingen die 100% op basis van beeld werkt. Dit experiment viel in de smaak!

Deze game is gebaseerd op het onderzoeksdossier De Bouwende Macht waarin Margot Smolenaars de macht van beleggers, investeerders, ontwikkelaars en politiek in Rotterdam onderzocht. In het spel bouw je zélf aan de skyline van Rotterdam en krijg je spelenderwijs inzicht in hoe de ontwikkeling van grote bouwprojecten werkt en welke afwegingen er gemaakt moeten worden tijdens zo’n traject.

Dat een longread niet hoeft af te schrikken bewijst dit artikel. Mark Hoogstad schreef een extra hoofdstuk voor de heruitgave van zijn boek ‘Rotterdam stad van twee snelheden’ over de coalitievorming en publiceerde deze gratis op Vers Beton. Dit is het langste stuk dat we ooit publiceerden.

 

Diversiteit in de cultuursector: deze 5 excuusjes willen we niet meer horen

Een opvallende nummer 1 dit jaar met een vermanende titel. Ik vermoed dat dit artikel van Jelena Barisic en Caterine Baeten over de discussie over diversiteit in de cultuursector, ook buiten Rotterdam goed is opgepikt: dit thema speelt immers in de culturele sector in heel Nederland. Ook in 2019 zal dit nog nuttig zijn: dan worden immers de plannen voor de volgende cultuurplanperiode geschreven en ingediend. Aan het aantal lezers zal in het in geval niet liggen.

Verkiezingen

Op 21 maart konden we naar de stembus om te stemmen voor een nieuwe gemeenteraad. In aanloop naar de verkiezingen deden Guido van Eijck en Saskia Naafs elke week verslag van de campagne. Mark Hoogstad en Willem Sonneveld maakten een aantal verkiezingsvlogs. Meerdere schrijvers én beeldmakers uit de redactie werkten samen aan een heuse ‘Kieskijker‘: hierbij kon je je stemkeuze bepalen louter op basis van beeld. Gekoppeld aan de Kieskijker schreven we een serie artikelen wat de verschillende partijen te zeggen hadden over een aantal grote thema’s zoals armoede, bouwen en wonen en kunst en cultuur.

Na de verkiezingen volgende de analyses: wat betekende de uitslag? Guido van Eijck en Saskia Naafs concludeerden dat met name de strategie van moddergooien werd beloond. De campagne was een landelijke verkiezingsshow waar Rotterdam als decor diende. Marianne Klerk analyseerde de campagnestrategie van de Rotterdamse VVD en zocht naar wat ‘Golden Boy’ Karremans nu zo succesvol maakte, die eind 2018 ook is uitgeroepen tot politicus van het jaar.

Hoe moest er straks na deze verhitte campagnetijd nog bestuurd worden?, vroegen Van Eijck en Naafs zich al af, ruim een maand vóór de verkiezingen. Ze bleken een vooruitziende blik te hebben: de Rotterdamse politiek maakte een ongekend lange coalitievorming mee. Dat begon te lijken op een ingewikkeld potje Twister, waarbij volgens Awais Hassan vooral partijen als Denk en Nida buiten de boot gehouden werden. Mark Hoogstad schreef dat de ‘sexy sextet’ coalitie dat het daglicht zag Leefbaar tot een kritische blik in de spiegel dwong. Ook publiceerde Hoogstad de hierboven al besproken uitputtende reconstructie over hoe de worst werd gemaakt.

Mark Hoogstad

Ik kan er in dit jaaroverzicht niet omheen: 2018 was het jaar waarin we een ervaren en markante journalist bij onze redactie mochten verwelkomen, en in hetzelfde jaar tot groot verdriet ook vroegtijdig afscheid van moesten nemen. Drie van de artikelen uit de top 10 hebben met Mark Hoogstad te maken. Hij begon bij ons met het maken van een aantal verkiezingsvlogs samen met Willem Sonneveld. Hier moesten ze helaas eerder mee stoppen toen de diagnose van zijn ziekte duidelijk werd. Maar Hoogstad kon het schrijven niet laten. Hij schreef een aantal opiniestukken en bleef de perikelen van de coalitiebesprekingen nauwlettend volgen. Hij werkte, terwijl de chemo’s al waren begonnen, aan een extra hoofdstuk over de coalitievorming voor de heruitgave van zijn boek ‘Rotterdam stad van twee snelheden’ dat we op Vers Beton mochten publiceren. Dit boek won geheel terecht de Rotterdamse Persprijs dit jaar die vervroegd werd uitgereikt. Eind november kwam zijn overlijdensbericht. Tara Lewis bracht een ode aan haar journalistieke vriend en voorbeeld in het in memoriam op Vers Beton

Identiteit en diversiteit

“Waar ontmoeten we elkaar nog écht in een stad waar iedereen zich steeds verder lijkt in te graven in zijn eigen bubbel?

In januari publiceerden we een essay van Marguerite van den Berg waarin ze naar aanleiding van de tragische dood van het baby’tje ‘Kerel’ pleit om het discours over de echte Rotterdammer’ rigoreus te verrijken. Dit pleidooi kwam niet uit de lucht vallen: identiteit bleef het hele jaar een rol spelen in de stad, en ook op Vers Beton.

Tijdens de verkiezingscampagne stelden Guido van Eijck en Saskia Naafs al vast dat alle partijen uit eigenbelang het identiteitsdebat verder opstookten. In dit vlog van Hoogstad en Sonneveld spraken ze o.a. Met Tanya Hoogveld van Leefbaar Rotterdam over identiteit.

De harde verkiezingscampagnes doet je afvragen: waar ontmoeten we elkaar nog écht in een stad waar iedereen zich steeds verder lijkt in te graven in zijn eigen identiteit of bubbel? Tijdens Motel Mozaïque organiseerde Teun van den Ende een avond over dit onderwerp namens Vers Beton. We vroegen twee fotografen om de stad in te lopen en te kijken waar ontmoeten, of juist niet ontmoeten, te zien is in het straatbeeld. Salih Kilic en Loes van Duijvendijk leverden twee hele verschillende reportages die we bespraken met een panel. 

Waar het gaat over identiteit, is de discussie over diversiteit niet ver weg. We maakten een drieluik over de discussie over diversiteit in de sector, waarbij ook geslaagde voorbeelden aan bod kwamen. Niet alleen in de cultuursector maar ook in het stadmaken en stedebouw gaat het over inclusiviteit. Hoe kan ervoor gezorgd worden dat zoiets als de nieuwe omgevingsvisie aansluit op de identiteit van de stad, vraagt Yvonne Rijpers zich af. Volgens Mark Minkjan zou de stad bij uitstek het medicijn moeten zijn voor de filterbubbel, en spelen ook de architectuur en inclusief ruimtelijk ontwerp een rol om de diversiteit van de stad te waarborgen.

Sinds september hebben we op Vers Beton het thema van ontmoeten opgepakt in de nieuwe serie Ons Kent Ons. Tara Lewis en Ferrie Weeda gaan elke twee weken naar een cultureel evenement of een maatschappelijke bijeenkomst en verkennen waar bubbels worden doorbroken en in welke bubbels we ons graag verschuilen: van de Zombiewalk tot een Gelukswandeling.

Het jaar dat vol stond met discussies en artikelen over identiteitspolitiek, diversiteit en bubbels werd afgesloten door een tweeluik van Marianne Klerk. Zij wierp een historische blik op de totstandkoming van de Rotterdamse identiteit en toont dat dit altijd al een machtsstrijd is geweest. En ze stelt dat vandaag niet alleen de stadsmarketing maar wij Rotterdammers ons allemaal moedwillig opsluiten in een stedelijke identiteit die steeds benauwder aanvoelt.

Woonvisie 2 jaar later

De Rotterdamse VVD was niet voor niets zo succesvol met het mantra ‘bouwen, bouwen, bouwen’. Ook dát verkiezingsonderwerp speelt het hele jaar door een rol in de stad. Niet in de laatste plaats omdat twee jaar na het woonreferendum de uitvoerig van de woonvisie in volle gang is. Bewoners in wijken op Zuid kregen brieven op de mat waarin staat dat ze moeten verhuizen omdat hun huis wordt gesloopt. Teun van den Ende maakte de stand van zaken op en Gwen van Eijck vroeg zich af of de Woonvisie nu niet geheel achterhaald is.

Aan de andere kant zien we dat de bouwcrisis definitief achter ons ligt en de Rotterdamse vastgoedprijzen blijven stijgen. In de zomer ontstond er een discussie over de verkoop van publiek vastgoed, zoals het Postkantoor, de Fenixloods of pakhuis de Dubbelde Palmboom. De ondernemers van de Hofbogen maken zich zorgen over de verkoop van de voormalige Hofpleinlijn, en Piet Vollaard schreef een pleidooi waarin hij de gemeente oproept te stoppen met de verkoop van publiek vastgoed.

Nieuw op Vers Beton

2018 was een jaar waarin we een aantal nieuwe columnisten en rubrieken mochten verwelkomen. Zo is er de serie Ons Kent Ons over bubbelbrekers. Ook zijn er columnisten die de wereld van hun eigen bubbel laten zien. De stadsnatuur wordt besproken door André de Baerdemaeker in zijn rubriek ‘Andere Rotterdammers’. Straatarts Michelle Aimée laat zien wat ze tegenkomt in haar dokterspraktijk. Said El Haji beschrijft wat hij meemaakt in het klaslokaal van zijn taallessen Nederlands. Culinair journalist Lot Piscaer werpt haar licht op de foodscène van de stad op basis van haar instagramfeed.

Sinds dit jaar hebben we ook ruimte voor een nieuw genre op Vers Beton: fictieverhalen. We hebben ons hiervoor nooit aan zoiets gewaagd, omdat literair redactie voeren echt andere vaardigheden en kennis vraagt dan een journalistieke- of opinieredactie. Maar dankzij een fijne nieuwe samenwerking met The Writer’s Guide kunnen we gebruik maken van hun expertise op dit vlak. Verwacht daarom een paar keer per jaar een stadsverhaal van een cursist van The Writer’s Guide. Ook schrijft auteur Daphne Huisden nu elke maand een feuilleton over een meisje en haar Rotterdamse oma.

Onderzoeksredactie

De ripper van Rotterdam

2018 was ook het jaar waarin onze nieuwe onderzoeksredactie De Harde Kern naar buiten kwam met een aantal dossiers. In het voorjaar publiceerde Margot Smolenaars het dossier ‘De bouwende macht’ waarin ze onderzocht wie er vorm gaf aan de stad en hoeveel invloed beleggers, investeerders, bouwers en ontwikkelaars hebben op de stedelijke ontwikkeling. Dit dossier kwam samen in de game ‘Bouwen is Macht’ waarbij dilemma’s en scenario’s uit echte bouwprojecten zijn verwerkt.

Margot zette eind 2018 nog een dossier op: de Ripper van Rotterdam. In 2018 kwam een verdachte voor de rechter voor de moord op twee van de vijf vrouwen die in de jaren negentig in Rotterdam op brute wijze zijn vermoord, en waarschijnlijk door één en dezelfde man. We publiceerden de reconstructie van Margot die eerder in NRC had gestaan, over de context waarin deze moorden plaatsvonden en waarom ze zo lang onopgelost bleven. Deze reconstructie viel als op-tien-na-best gelezen artikel van het jaar nét buiten de top tien. Margot bouwde hieromheen een heel onderzoeksdossier met verslag van de rechtszaak en interview met de officier van justitie.

In een ander groot onderzoeksdossier ‘Wat houdt de groene toekomst tegen?‘, dook Inge Janse in de complexe werkelijkheid van de Rotterdamse haven om te snappen welke achterliggende processen bepalen waarom de verduurzaming van de haven zo traag gaat. In de bijbehorende game ‘De Groene Havenbaas‘ mag je aan de knoppen van de haven draaien en ontdek je hoe complex de transitie van de Rotterdamse industrie is.

Twee van onze onderzoeksdossiers gingen dus gepaard met journalistieke games. Voor ons zijn dit twee experimenten geweest om een berg research op een andere manier toegankelijk te maken voor een breder publiek en op een andere manier verhalen te vertellen. Een groot deel van het jaar zaten we daarom niet alleen met eindredacteuren maar ook met programmeurs, ontwerpers en webdevelopers aan tafel om deze games te produceren.

Dit werd mogelijk gemaakt dankzij een subsidie van CityLab010. Deze subsidie, bedoeld voor 2 pilots voor de onderzoeksredactie waarmee we de lokale creatieve industrie stimuleren, is heel belangrijk geweest voor ons. Behalve een bak nieuwe ervaring hebben deze twee pilots onze onderzoeksredactie op de kaart gezet en hebben we laten zien wat we in huis hebben. Dit zal zeker een rol hebben gespeeld in het binnenhalen van een nog grotere subsidie van het SVDJ voor 2019 waarmee we de onderzoeksredactie volgend jaar een vervolg kunnen geven. Samen met OPEN Rotterdam gaan we werken aan ten minste vijf nieuwe onderzoeksdossiers. Wordt vervolgd!

Samenwerking met Arminius

Sinds 2018 zijn we ook een partnerschap aangegaan met debatcentrum Arminius. Aangezien een deel van wat wij doen ook tot doel heeft het stedelijk debat een podium te geven – maar dan online –  is dat een hele natuurlijke samenwerking. We werkten soms al samen: we hadden al vaker geprogrammeerd op de debatnacht en we verzorgen de columns bij het politieke programma DRAAD. De intensievere samenwerking betekent dat we nu ook drie keer per jaar een eigen talkshow gaan organiseren en dat onze supporters korting krijgen bij evenementen van Arminius. Ook zullen we af en toe programma’s die aansluiten op onze artikelen, uitlichten aan onze lezers.

Support Vers Beton

“2018 was spannend, maar 2019 wordt een sleuteljaar: dan moet blijken of we een toekomst hebben”

Last but not least: 2018 is het jaar waarin we het roer hebben omgegooid. In september zijn we gestart met een campagne om supporters te werven. In dit artikel leg ik uit waarom dit een noodzakelijke stap voor ons is om te kunnen blijven voortbestaan – ondanks de vele succesvolle projectsubsidies missen we een stabiele financiële basis voor de organisatie zelf. In dit artikel lees je de update over de campagne na drie maanden.

In het kort: 2018 was spannend, maar 2019 wordt een sleuteljaar. Dan moet blijken of we een toekomst hebben. We hebben nu bijna 400 supporters (de kerstactie en oproep heeft veel opgeleverd!) maar we hebben er écht 2000 nodig. Dus mocht je nog op zoek zijn naar een goed voornemen: schrijf je hier in als supporter en zorg er voor dat we volgend jaar nog steeds kunnen blijven bestaan. Merci!

Waarom Vers Beton supporters nodig heeft

Eeva Liukku

Het bericht Het Grote Vers Beton Jaaroverzicht van 2018 verscheen eerst op Vers Beton.

Hoe Rotterdam een open stad blijft: zes lessen van Richard Sennett

$
0
0

De vermaarde Amerikaanse socioloog Richard Sennett was even in Rotterdam. Zijn nieuwe boek geeft stedebouwkundige tools tegen verdeling, afzondering en standaardisering. Saskia Naafs noteerde wat we van zijn ‘ethiek voor de open stad’ kunnen toepassen.

Richard Sennett te gast bij De Dépendance in Worm

Richard Sennett haalt een iPhone uit zijn binnenzak. “Gekocht in India voor een paar tientjes”. Op het grote scherm achter hem in de filmzaal van Worm zien we Nehru Place in New Delhi, een openluchtmarkt waar allerhande ‘van de vrachtwagen gevallen’ elektronica op straat wordt verkocht, maar ook sari’s en chapati’s. In de kantoorgebouwen aan weerszijden van de markt zitten internet start-ups. Maar het meest bijzonder aan deze bedrijvige plek, zegt de Amerikaanse socioloog, is dat moslims en hindoes er dwars door elkaar lopen, en dat in een stad waar deze twee religieuze groepen elkaar regelmatig naar het leven staan.

Voor Sennett staat Nehru Place symbool voor de ‘open stad’, een stad waar verschillende bevolkingsgroepen aanwezig zijn en waar vreemden elkaar ontmoeten. De open stad heeft zachte grenzen en plekken waar verschillende activiteiten tegelijk plaatsvinden. Het is een stad waar spontaan nieuwe dingen ontstaan en waar het ook een beetje mag schuren.

In zijn nieuwste boek Building and dwelling, ethics for an open city beschrijft Richard Sennet (1943) dit ideaaltype van de open stad, én geeft hij praktische tips om die open stad te ontwerpen. Vanwege de Nederlandse vertaling van zijn boek, was hij op uitnodiging van debatorganisatie De Dépendance op 18 december in Rotterdam. Sennett schreef eerder bekende boeken als The fall of public man over het verlies van openbaar stadsleven en werkte jarenlang als stedenbouwkundige.

Zijn boek leest als een pleidooi tegen de verdeelde stad, tegen afzondering in privéruimtes, tegen harde grenzen tussen goede en slechte wijken, en tegen standaardisering en versimpeling. Of dat nu gebeurt door te sterke fixatie op veiligheid en regeltjes, of juist door een blind vertrouwen in nieuwe technologie, zoals in smart cities. Zo’n gesloten stad sluit mensen niet alleen uit, maar leidt ook tot ongelijkheid, segregatie, een groeiende kloof tussen have’s en have-not’s, en tot politieke onrust.

“Juist door de populariteit van een stad kan het open karakter onder druk komen”

Nu staat Nederland misschien bekend om de gemengde steden, waar arm en rijk door elkaar wonen, maar “ook in Nederland leven mensen gescheiden van elkaar, die segregatie zien we hier ook”, zegt Chris van Langen, directeur van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst (RAVB) en zelfverklaard Sennett-fan.

En juist door de populariteit van een stad kan het open karakter onder druk komen. Denk in Rotterdam aan de discussie over de ‘stad van twee snelheden’ en de groeiende kloof tussen zij die wel profiteren van de nieuwe populariteit van de stad en de achterblijvers.

Wat Sennetts laatste boek volgens Van Langen zo bijzonder maakt is dat hij niet alleen een theoretische analyse geeft, maar die ook combineert met ontwerpvormen voor de open stad. “Het zijn handreikingen voor de ontwerper, gebaseerd op zijn praktijkervaring. Sennett geeft ons woorden en methodes om scherper over de stad na te denken.” Vers Beton filterde daarom zes lessen voor Rotterdam uit zijn werk.

Les 1: ontwerp zachte grenzen

Een terugkerend onderwerp bij Sennett is het belang van zachte grenzen. De studenten van de RAVB pasten afgelopen jaar deze ontwerpvormen toe op de Afrikaanderwijk. Zij opperden bijvoorbeeld om een hek langs het Afrikaanderplein te vervangen voor een colonnade die wel beschutting geeft, maar mensen niet uitsluit. Ook concludeerden zij dat het beter zou zijn om de uitgang van de Rijnhavenmetro te verplaatsen, en om een buurtcentrum op de rand van twee buurten te plaatsen, voor meer interactie tussen verschillende bewoners. Het zijn relatief kleine ontwerpingrepen om fysieke en sociale grenzen op te heffen.

Sennett geeft in zijn boek zelf een praktijkvoorbeeld: hij bedacht een supermarkt onder een viaduct in het noorden van Manhattan, New York. Het was eerder een doodse plek, nu doen zowel de studenten van de prestigieuze Columbia University, als de inwoners van het van oudsher achtergestelde Harlem er hun boodschappen.

Les 2: de open stad is gebaat bij complexiteit

“Er zijn talloze voorbeelden hoe gladstrijken van de stad tot doodse plekken geleid heeft”

Gemengde plekken zoals de genoemde Nehru Place Market in New Delhi, zijn niet vanzelfsprekend. Als het aan het stadsbestuur ligt wordt het een glimmend, schoon, veilig en voorspelbaar kantoorgebied, vertelt Sennett. De Verenigde Naties, waar hij jarenlang stedenbouwkundig adviseur was, wil dit voorkomen door er beschermd erfgoed van te maken.

Sennet heeft talloze voorbeelden hoe zulk gladstrijken van de stad tot doodse plekken geleid heeft. Een van de meest sprekende is die van de shikumen in Sjanghai, de oude levendige volkswijkjes die tegen de grond gegaan zijn en waar bewoners plaats moesten maken voor een steriele Disney-variant. De nieuwe shikumen is een frictieloze consumptieruimte voor succesvolle stedelingen, met de oude volksbuurt heeft het weinig meer van doen.

Daarom waarschuwt Sennett ons voor standaardisering en versimpeling. De open stad is juist gebaat bij complexiteit, zegt hij, het is “een vorm van vrijheid en verrijking”. De stad is een plek waar mensen verschillende rollen kunnen aannemen, zich kunnen ontwikkelen.

Les 3: bied ruimte aan iedereen

De stad is bij uitstek een plek waar voor iedereen ruimte moet zijn. Sennett illustreert dat met een mooie anekdote over de beroemde journalist Jane Jacobs. Zij ging in de jaren vijftig en zestig het gevecht aan met de New Yorkse stadsplanoloog Robert Moses, die hele blokken tegen de grond wilde werken en snelwegen dwars door de stad aan wilde leggen. Jacobs toonde hem juist de waarde van die oude gemengde stadswijken, waar hechte sociale verbanden zijn ontstaan, waar mensen elkaar tegenkomen bij de wasserette en de kiosk, een oogje op elkaars kinderen houden.

Jacobs en Sennett hadden de gewoonte om op vrijdagmiddag samen martini’s te drinken in een buurtkroeg in Greenwich Village. Op een foto zie je ze naast elkaar staan, met tussen hen in een man op een barkruk, voorover liggend op de bar. “Die man was stomdronken”, vertelt Sennett in Worm. “Ik maakte me eerlijk gezegd nogal zorgen. Moesten we geen ambulance bellen? ‘Nee’, zei Jacobs, ‘laat die man met rust. Het is zijn goed recht om hier stomdronken aan de bar te hangen’. Toen wist ik dat ze een echte urbanist was.” Ze was niet bang om de controle los te laten, en schuwde vreemden en frictie niet.

“Succes betekent dat je je best moet doen om toegankelijk te blijven voor bewoners én nieuwkomers”

Wat Jacobs echter niet had kunnen voorspellen is dat ambtenaren haar boeken vijf decennia later als recept voor gentrificering zouden gebruiken: kleinschalig gemengde stadswijken met pleintjes, parkjes en leuke koffiezaakjes. De Rotterdamse bakfietswijken zijn er een uitvloeisel van.

Een stad zo nadrukkelijk aantrekkelijk maken voor één bevolkingsgroep – of je ze nu sterke schouders of bakfietsouders noemt – werkt uitsluiting van andere bewoners in de hand. Zij worden verdreven naar de randen van de stad. Volgens Sennett is de open stad een plek waar veel verschillende mensen zich thuis kunnen voelen. Succes en populariteit kunnen dat gevoel bedreigen. Het betekent dat je je best moet doen om toegankelijk te blijven voor zowel bewoners als voor nieuwkomers.

Les 4: bewoners hebben niet altijd gelijk

Sennett heeft veel van Jacobs geleerd, maar neemt in zijn boek ook afstand van haar gedachtegoed. Zeker in snelgroeiende steden in Azië of Latijns-Amerika schiet haar betoog voor kleinschalige bottom-up initiatieven tekort, zegt hij. Soms moet je daar grote wegen aan durven leggen zodat de stad niet verstopt.

Ook leerde hij door de jaren heen: bewoners weten het niet altijd beter dan stedebouwkundigen. Zo geeft hij een voorbeeld uit het begin van zijn carrière, van een schoolplein in Boston op de grens tussen een witte en zwarte wijk. De stedebouwkundigen wilden het plein asfalteren zodat de bussen met zwarte kinderen die naar deze betere school wilden, er konden parkeren. De bewoners zaten daar niet op te wachten en wilden liever een grasveld – uit liefde voor het groen, maar volgens Sennett ook uit angst voor de komst van zwarte mensen in hun buurt. Gelukkig hielden de stedebouwkundigen voet bij stuk, zegt hij nog steeds met zichtbaar genoegen.

Les 5: behoud het goede

Hoe doet Rotterdam het eigenlijk als open stad? Als we met de bril van Sennett kijken, zien we heel veel plekken die al het karakter van de open stad hebben, zegt stadssocioloog en emeritus hoogleraar Arnold Reijndorp. Hij noemt het levendige stationsplein en het skatepark op de Westblaak waar ook niet-skaters van de bankjes gebruik maken.

Rotterdam heeft bovendien veel gebouwen die zich lenen voor steeds weer een nieuwe invulling. Reijndorp wil de vraag dan ook liever omdraaien: “Niet wat kan Rotterdam leren van Sennett, maar wat kan Sennett leren van Rotterdam?”

Reijndorp: “Er gaat al heel veel goed in Rotterdam. Neem de wijken het Oude Noorden en Oude Westen met hun lange lanen en singels en daarachter de gemengde buurten. Of het Schouwburgplein waar de Lijnbaanjongeren, het Doelenpubliek en de Pathégangers dwars door elkaar lopen. Dat is altijd een plein geweest waar verschillende werelden bij elkaar komen. Het Stadhuisplein is bijvoorbeeld veel eenzijdiger.

We hebben bovendien lange winkelstraten die wijken verbinden zoals de Nieuwe Binnenweg, of de Kruiskade en Middellandstraat. En ontmoetingsplekken op de rand van buurten, zoals de leeszaal in het Oude Westen of de kringloopwinkel aan de Oudedijk in Kralingen, waar verschillende werelden elkaar ontmoeten.”

Toch zou het geen kwaad kunnen als zowel studenten als ambtenaren het werk van Sennett nog eens goed zouden lezen, denkt Reijndorp. Het gevaar is namelijk dat die leuke gemengde plekken, zoals het Schieblok of het ZOHO-kwartier toch plaats moeten maken voor commercie. Reijndorp: “Dat is wel een dilemma, als je het gaat veranderen wordt het duurder. Hoe ga je om met bestaande kwaliteiten zonder te vervallen in een soort nostalgie?”

Les 6: leer van je fouten

“Richten op de creatieve klasse, blijkt toch verdringing en segregatie in de hand te werken”

Rotterdam kan dus nog wel degelijk iets leren van Sennett. Maar in de stadsmarketing en de beleidsplannen klinkt ook de echo van een andere Amerikaanse stadsdenker door. Richard Florida betoogde dat als je de stad aantrekkelijk maakt voor de creatieve klasse, de hoogopgeleide stedelingen, succes vanzelf volgt. Zijn Rise of the Creative Class sloeg in 2002 in als een bom, en lag bij menig stedelijk planner en ambtenaar op het nachtkastje. De gevolgen zijn nog steeds zichtbaar. Kijk eens naar de gemeentelijke website Wonen in Rotterdam en je snapt meteen voor wie Rotterdam het liefst aantrekkelijk wil zijn.

Maar Florida is inmiddels teruggekomen op zijn woorden: de creatieve stad blijkt verdringing en segregatie in de hand te werken, schrijft hij in zijn laatste boek. Het duurt alleen even voor dat inzicht ook in beleid doordringt.

Dat brengt ons bij de laatste les: durf je fouten toe te geven. Zowel Richard Florida als Richard Sennett zijn niet te beroerd om hun fouten uitgebreid in hun boeken te bespreken. “Dat zou Rotterdam ook mogen doen”, concludeert Reijndorp. “Niet alleen je successen vieren, maar ook je mislukkingen benoemen, om te leren waarom het niet heeft gewerkt en hoe het beter kan. Ofwel: de in Rotterdam populaire metafoor van ‘laboratorium’, echt serieus nemen.”

Saskia Naafs

Het bericht Hoe Rotterdam een open stad blijft: zes lessen van Richard Sennett verscheen eerst op Vers Beton.

Instadam #7 Vet vs. Fit

$
0
0

serie over #instafood

Wat zijn de foodtrends in de Rotterdamse foodscene? Culinair journalist Lot Piscaer verzamelt een aantal opvallende trends en -clichés uit de Rotterdamse #instafood scene. Dit keer: gezond en ongezond eten zonder balans.

Een beetje bipolair gaat het er wel aan toe in mijn tijdlijn op Instagram. Vette shit en healthy food vechten om aandacht.

Aan de slanke kant bevinden zich de knagers, sportbillies en #healthy-taggers. Die plaatsen foto’s van bowls en borden vol sla (ik ben er nog niet helemaal uit wat het verschil is tussen een bowl en een salade. Volgens mij is een bowl een kom vol sla die nog niet gemengd is. Je moet dus zelf nog wat werk verrichten, wat dan weer goed is voor je calorieënverbruik).

Ik zie veel avocado’s, kikkererwten en broccoli. Droge blokjes tofu komen ook met enige regelmaat voorbij. Bijna altijd sesamzaadjes. Meestal zien de foto’s er lekker uit, soms wat minder. Wel altijd: iedereen is blij. Prima.

Maar nu zag ik laatst bij een van die slabarren iets waar ik acute galbulten van kreeg. Op een achtergrond van tropische blaadjes (een hip behang dat je op wel meer plekken in de stad ziet) was in neonletters geschreven: Salads are the new fries.

Sla. De nieuwe friet. Waarom? Sinds wanneer? Maakt een bakje groene blaadjes je écht net zo gelukkig en tevree als bijten in een knapperig, warm patatje? Neen.

 

 
 
 
 
 
Dit bericht bekijken op Instagram
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

Een bericht gedeeld door Lot Piscaer (@lotpiscaer) op

Een stuk vetter (en vrolijker?) moet het toeven zijn bij Hans Worst. Hij en zijn @hotdogkar bezoekers, meestal bebaarde mannen, jazz-legendes of tattookoningen, hebben in ieder geval het grootste schijt-aan–alles-gehalte. Hier vind je zwaargefilterde close-ups van smeltende plakken kaas, worsten tot zover het oog reikt en schranzende mensen met hun mond vol dog, al dan niet voorzien van andere sfeerverhogende accessoires (een biertje, een pretsigaret, alles mag). Soms ziet het er lekker uit, meestal minder. Wel altijd: iedereen is blij. Prima.

De RotDog van Hans Worst is een hotdog met cheddarkaas. Het broodje wordt omwikkeld met spek en dan nog eens gebakken. En dan saus. Wat nu het leuke is: de RotDog wordt geserveerd op een bedje van reepjes rauwe andijvie. #healthy! Hotdogs are the new salads!

Wat je ook ziet op de tijdlijn van Hans, zijn trotse dragers van Hans’ t-shirts. Daarop staat zijn geuzenleus ‘Dik, vet en lekker’ in schreeuwende knalkleuren. Die wil ik nu dus ook, want het is hoog tijd voor een tegengeluid. Met je salads.

Instadam

Wie eet wat, waar en waarom? Om dat te weten te komen kan je je neus volgen. Je kunt ook op je telefoonscherm kijken. Op Instagram krijg je een soort parallel Rotterdam te zien: een wereld vol chiazaad en roze lattes aan de #fitgirl kant, en volgeladen bubble waffles en hamburgers aan de vettere kant van het spectrum. Een gulden middenweg lijkt er niet te zijn, en over hoe het smaakt hoor je ook niemand. Wat zegt de #instafood-scene over de stad? In deze serie verzamelt Lot Piscaer enkele trends en cliché’s.

Lot Piscaer

Het bericht Instadam #7 Vet vs. Fit verscheen eerst op Vers Beton.

Een boodschap uit het rijk der fabelen

$
0
0

straatartscolumn

Michelle Aimee is straatarts en deelt maandelijks verhalen uit haar werk. Deze keer: een patiënt die in de volksmond knettergek is, heeft wel degelijk iets te vertellen.

“Dokter, ik werd daar echt helemaal gek!” Hij staat volledig in oranje gekleed voor me, omdat hij er van overtuigd is dat hij zichzelf door kleuren kan genezen. Dan weer is hij helemaal gekleurd in paars, dan weer in rood, dan weer in groen en als hij in het blauw is dan moeten we oppassen: dan hangen er onweerswolken boven zijn hoofd. Na jarenlang volgen leer ik zijn gedrag een beetje te interpreteren.

Volgen is wat ik doe: hij is moeilijk, niet invoelbaar. Hij is schizofreen en in de volksmond knettergek, met gedachten die bijna altijd gekleurd zijn door bizarre denkbeelden en hallucinaties. Hij ziet zijn lichaam als een machine, aangestuurd door voelbare stromingen met wisselende energieën waardoor bijvoorbeeld één been opeens dunner is dan de andere. “Echt waar dokter, kijk maar!”

Toch neem ik zijn uitingen uiterst serieus. Want hoewel er misschien geen touw aan vast te knopen is, probeert hij wel iets te zeggen. Neem de keer dat hij voor me zat en maar bleef vertellen over een zelfgenezend gat aan het einde van zijn tenen, die soms opzwollen en naar hem keken, om daarna weer zwart te worden en te gaan slapen.

“Ik zie hem al zitten in dat steriele ziekenhuis om zijn gedrag en verbeterpunten te bespreken”

Hij bleek na uitkleden drie necrotiserende tenen te hebben en blaren op zijn hele voet, door een vaatafsluiting in het bovenbeen. Hij was daarvoor al bij drie andere huisartsen geweest, die zijn uitingen naar het rijk der fabelen verwezen en hem niet hadden uitgekleed. Een verward iemand op je spreekuur: liever niet, want dat betekent dat je nog meer gaat uitlopen. Zo iemand uitkleden? Daar is tegenwoordig echt geen tijd meer voor.

De vaatchirurg heeft hem ontslagen uit de controles. Hij deed niet mee met de looptraining bij de fysiotherapeut en hij weigert te stoppen met roken. Tja. Het idee dat je bij deze patiënt zijn levensstijl kan aanpassen verwees ik dan weer naar het rijk de fabelen. Hij kan ternauwernood een consult van tien minuten nicotineloos volbrengen, wordt ´s nachts wakker voor een sigaret en rookt zelfs onder de douche. Ik zie hem al zitten in dat steriele ziekenhuis bij de in-levensstijl-gespecialiseerde-volledig-geprotocolleerde-verpleegkundige om zijn gedrag in kaart te brengen en verbeterpunten te bespreken.

De ruimte vult zich rap met de tabaksgeur uit zijn baard, die tot zijn buik hangt vol met kattenbelletjes erin, om geesten af te schrikken. Het is goed dat we bij iedere patiënt proberen de levensstijl aan te passen om zo ook verantwoordelijkheid terug te geven. Geen recept voor een pil, maar een recept voor de groenteboer. Maar dat kan ook oordelend werken. Hoe bepalen we wie welke verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn levensstijl?

Hoe bepalen we wie welke verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn levensstijl?

Hij wordt met regelmaat gedwongen opgenomen in psychiatrische instellingen. Hij loopt dan kortdurend in onze pas, laat zijn gekrulde nagels knippen en zijn baard trimmen, om direct als de drang eindigt weer te stoppen met zijn medicatie. Maar hij voelt zich niet goed als hij beneveld is door antipsychotica. Dan staat hij weer voor mijn neus: “Dokter, ik werd daar echt helemaal gek!”

Hij refereert aan zijn recente gedwongen opname in een GGZ-instelling. “Al die mensen daar zijn niet goed in hun bovenkamer. Tijdens het eten schreeuwde iedereen door elkaar: het was krankzinnig!” Wat kun je verwachten, als je problematische mensen gedwongen gezamenlijk laat optrekken in een gesloten ruimte. Dat lijkt haast op een sociaal experiment. De combinatie van onderbezetting van personeel en de steeds ernstigere problematiek die pas een opname krijgt, maakt dat er schrijnende situaties ontstaan.

“De focus is van patiënten met zware klachten verschoven naar patiënten met lichte klachten”

Van een behandeling is bij hem eigenlijk geen sprake meer: de huidige GGZ biedt sinds de intrede van de marktwerking weinig ruimte meer aan ernstige, chronische psychiatrie. Ook geestelijke gezondheid is een business geworden: zorgverzekeraars vergoeden een strikt aantal behandelingen gekoppeld aan diagnose en verbetering. Bij simpele klachten is dat systeem kosteneffectief. Maar bij complexe, chronische psychiatrie niet. Zo zien we dat gedurende de jaren de focus van patiënten met zware klachten verschoven is naar patiënten met lichte klachten. Zwaardere gevallen, zoals iemand met schizofrenie, kosten een instelling geld. Terwijl deze patiënt de instelling juist het meeste nodig heeft.

De GGZ-carrousel: hoe de functie van psychiatrische klinieken verandert

Hulpverleners doen hun best. Maar ze verzuipen in een systeem waar registreren de hoofdtaak lijkt te zijn geworden. Een psychiater besteedt gemiddeld zeventien uur per week aan administratie. Dat is meer dan twee dagen werk per week!

Lange behandeltrajecten, beschermde woonvormen en sociale werkplekken zijn weggevallen voor mensen met een chronische psychiatrische ziekte. En dus zakt mijn patiënt door zijn slechte benen. Er is in onze maatschappij geen ruimte meer om hem de zorg te bieden die hij nodig heeft voor een zinvol en menswaardig bestaan.

Michelle-Aimée

Het bericht Een boodschap uit het rijk der fabelen verscheen eerst op Vers Beton.

Ons Kent Ons: Marketingborrel

$
0
0

Tweewekelijkse column

Ferrie Weeda en Tara Lewis gaan op zoek naar ontmoeting in de stad. Deze keer ging Tara naar wat geldt als hét netwerkevent van het jaar: de Nieuwjaarsborrel Rotterdam.

‘Dé nieuwjaarsborrel die u niet wilt missen!’ Gemeente Rotterdam, Rotterdam Partners én Rotterdam Festivals gaven dinsdagavond 8 januari het netwerkevent van het jaar. Bovenaan de trap van de Cruise Terminal staan de directeuren van Rotterdam Festivals en Rotterdam Marketing hun gasten hoogst persoonlijk welkom te heten.

Tien minuten na aanvangstijd is de zaal redelijk gevuld, iedereen heeft braaf de grote witte badge op, met duidelijk leesbare naam en organisatie. Dat netwerkt wel zo lekker, natuurlijk. Net zoals de ontvangst- en garderobebalie is ook de (open) bar ruim bemand, nergens sta je langer dan dertig seconden te wachten. Reken daarbij een eindeloze stroom hapjes en je kunt stellen dat de randvoorwaarden van deze borrel uitstekend zijn.

“Allemaal lokale hapjes”, glundert de woordvoerder van Rotterdam Marketing, onderwijl de jurk van mijn gezelschap complimenterend. Aan de bar treffen we Jan Hiddink van WORM. Terwijl een ober een stuk ‘Rotterdamsche Oude’ uit een kaaswiel bikt vertelt Hiddink hoe hij in de ‘rolodex’ van het evenement terecht is gekomen. Hij was betrokken bij IABx een culturele denktank waarvan de uitkomst was dat Rotterdam dreigt stuk te lopen op haar eigen ambities. Hoe toepasselijk! “Ik kom elk jaar omdat ik hier mensen uit het vak spreek, het liefst degenen die ik niet lang heb gesproken.” In zijn geval betekent dat de culturele sector. “Ik ken geen havenbaronnen.” Het hoogtepunt vorig jaar was zijn ontmoeting met (de recent overleden) Mark Hoogstad. “Die was toen druk bezig om iedereen te spreken voor zijn boek.”

Jan Hiddink (Worm)

“Ik betrek graag mensen bij elkaar, je kunt ze altijd ergens voor gebruiken”

Ook Nynke Schaaf (niemand weet exact wat ze doet, maar wie het wil weten kan het op haar website in 549 woorden nalezen) slaat deze borrel niet over. “Ik vind het leuk om verschillende mensen te spreken en daarvan te genieten. Het is fijn dat het zo massaal is en dat er breed wordt uitgenodigd. Ik betrek graag mensen bij elkaar, je kunt ze altijd ergens voor gebruiken.”

Terwijl we van hoteleigenaar Sandra de Don van Rebel een nieuwe uitdrukking voor dorst leren (‘veren spugen’) eist een lawaaierige promovideo de aandacht van het publiek. Wie een droge keel heeft moet helaas nog even wachten. “Ze pleuren gelijk de bar dicht”, moppert stadsgids en -expert Herco Kruik. Een effectieve methode om de zeshonderd aanwezigen tot stilte te manen.  We hebben geluk, zo vertelt de presentatrice. “Het was moeilijk om aan tickets te komen.”

Mai Elmar, Barbara Kathmann, Hamit Karakus

Enkele beginnende lokale initiatieven mogen op het podium hun verhaal pitchen, een mooie manier om het netwerken te vergemakkelijken. De dame van Fröbel, een lunchroom waar mensen met een verstandelijke beperking zich kunnen ontwikkelen, doet een oprecht sympathieke oproep om minstens één dag van de 365 aan een Rotterdams maatschappelijk initiatief te besteden. Een kopje koffie bij Heilige Boontjes is bijvoorbeeld al een goed begin, want alleen de mond vol hebben van ‘impact’ is niet genoeg. Ze krijgt een daverend applaus.

“Besteed minstens één dag van de 365 aan een Rotterdams maatschappelijk initiatief”

Hierna is het tijd voor burgemeester Aboutaleb, die de Marketingprijs zal uitreiken. Hij heeft de prijs ooit gewonnen maar weet niet meer waarvoor, want ‘hij heeft de jurytekst niet onthouden’. Dit dedain komt nog twee keer terug, wanneer hij zegt ‘braaf de tekst te zullen uitspreken’ en te zullen beginnen aan ‘het verplichte nummer’. Dat doet hij, eerst op een wijze die zijn liefde voor poëzie verraadt, waarin zelfs ‘Make it Happen’ als een dichtregel klinkt. Maar daarna ratelt hij monotoon door tot de ontknoping, die tot het einde spannend blijft: Emily Ansenk van de Kunsthal heeft Rotterdam het beste op de kaart gezet in 2018. “Ik ben dol op vrouwelijke winnaars op het podium”, mompelt Jasper Scholte van evenementenbureau JMR naast me, terwijl hij een foto maakt.

Winnares van de marketing-award Emily Ansenk (Kunsthal)

Hierna kan het netwerken weer in volle vaart verder. Aan de bar staat Pepijn Kuyper van LantarenVenster. “Wie ik vanavond echt nog wil spreken? Jeroen Everaert van Mothership. Hij heeft dat gave project met zonnepanelen in de Rijnhaven en als alles volgens plan gaat, organiseren wij een groot jazzconcert op het water.”

“Ik geloof niet dat het een systeem is om het wit te houden, maar dat ze meer tijd moeten stoppen in het leren kennen van mensen”

Wie dit jaar ook een groot concert organiseert is Y.M.P., in De Doelen. “Her0es. De ‘o’ is een nul omdat de meeste mensen op nul beginnen, maar sommigen op min tien. Ik wil mensen laten weten dat het dagelijkse leven voor sommige Rotterdammers al een heldendaad is.” Het valt hem op dat het gezelschap op hem en wat vrienden na, vrijwel geheel wit is. “Ik geloof niet dat het een systeem is om het wit te houden, maar dat ze meer tijd moeten stoppen in het leren kennen van mensen.”

Ondertussen heeft Pepijn Kuyper zijn doel bereikt. “Ik ga lunchen met Jeroen! Ik voel dat duurzaamheid het thema gaat worden in de Rijnhaven.” Verderop is Kees Vrijdag, vroeger van de KvK en oud-winnaar van de marketingprijs druk bezig om mensen aan elkaar voor te stellen. “Zojuist heb ik de directeur van het Arabisch Film Festival kunnen helpen door hem te koppelen aan iemand van het Oranje Comité. En net heb ik deze jongen van IT-campus aan de directeur van de Bibliotheek voorgesteld.” En passant heeft hij ook nog even ‘iemand van ChristenUnie/SGP op zijn falie gegeven over het Nashville-manifest’.

Jan Pier Brands (Worm) en Y.M.P.

Naast hem vertelt radiomaker Natasja Morales dat ze haar programma Chicks and the City, dat in december stopte op RTV Rijnmond, vanaf nu voor de bibliotheek zal maken. “Ik sprak net de zakelijk directeur van Open Rotterdam en ik hoorde dat we misschien ook gaan samenwerken!”

“Hoe groter mijn netwerk is, hoe belangrijker ik het vind om te investeren in de mensen die ik al ken”

Al met al lijkt het netwerken inderdaad volop gesmeerd te gaan op deze borrel. Ontwikkelaar Vincent Taapken zit er ‘wat relaxter in dan vroeger’. “Een paar jaar geleden dacht ik nog: die en die moet ik hebben. Het mooie van deze borrel is dat ik hier mensen uit de cultuur, horeca, vastgoed en van de gemeente tegenkom. Ik houd van dat interdisciplinaire. Nu denk ik: hoe groter mijn netwerk is, hoe belangrijker ik het vind om te investeren in de mensen die ik al ken, in plaats van met nieuwe mensen te praten. Dat heb ik van Mark Hoogstad geleerd.”

Als de bar dicht is wordt er nog lang nagepraat, in de foyer, bij de garderobe en zelfs aan de overkant bij de Foodhallen, waar tot iedereens ontstemming een band speelt. “Zo kunnen we elkaar toch onmogelijk verstaan?”

Over deze rubriek

Steeds vaker klinkt de zorg dat verschillende groepen in de stad zich opsluiten in ‘parallelle samenlevingen’, dat er ‘kloven’ tussen groepen in de samenleving ontstaan. Is Rotterdam aan het segregeren of hoort dat bij de grote stad? Waar ontmoeten verschillende groepen elkaar nog, en waar verschuilen ze zich? In Ons Kent Ons gaan Ferrie Weeda en Tara Lewis op bezoek bij verschillende Rotterdamse bubbels. Soms met, en soms zonder een glas, eh, bubbels.

Tara Lewis

Het bericht Ons Kent Ons: Marketingborrel verscheen eerst op Vers Beton.


#2 – De Ridder van Rotterdam

$
0
0

Maandelijks feuilleton

Vers Beton presenteert een fictieverhaal met elke maand een nieuwe aflevering. Daphne Huisden schrijft over de avonturen die een meisje en haar stoere, Rotterdamse oma beleven in de stad. 

‘Houd je vast, Senna!’

            Ik sloeg mijn armen stevig om haar middel. Oma Broere gaf gas en we raceten over de Binnenweg. Ze had haar scooter gekocht toen ze te veel last van haar heupen kreeg om nog te fietsen. Erop klimmen ging moeizaam, maar als ze eenmaal zat schoot ze als een vuurpijl door de straten. We scheerden langs dubbelgeparkeerde auto’s, reden rakelings langs tram 4 – in volle vaart op weg naar de Schoonderloostraat. Het leek niet meer dan logisch om onze zoektocht naar de ridder van Rotterdam te beginnen op de plek waar oma hem voor het laatst had gezien.

            Tien minuten geleden had ik nog in de klas gewerkt aan een suffe rekenopdracht. Naast Patrick, mijn beste – en misschien wel enige – vriend. Toen mijn vader overleed was hij de enige geweest die niet deed alsof er niets aan de hand was. Patrick kon goed luisteren en daarom kon ik hem alles vertellen.

            ‘Dus je oma gelooft dat er een ridder in de stad woont die overal antwoord op heeft?’ fluisterde hij.

            ‘Een spook van een ridder,’ verbeterde ik zachtjes. ‘En ja. Hij kan de stad niet verlaten, dus hij moet nog ergens zijn.’

            Patrick schudde zijn hoofd en mompelde bewonderend: ‘Je oma is gek. Goed gek.’

            De juf keek geërgerd onze kant op, maar op dat moment was de deur van de klas opengevlogen en was oma buiten adem binnengestoven met een smoes (‘Ze moet naar de tandarts, helemaal vergeten!’). Voor ik de klas uitholde had ik nog een keer omgekeken. Patrick stak grijnzend zijn duim naar me op.  

 

‘We zijn er bijna!’ riep oma terwijl we over de Lage Erfbrug denderden.

            ‘Waarom hebben we zo’n haast?’

            ‘Avonturen laten niet op zich wachten, Senna.’

            We zoefden door de Havenstraat en vlogen toen met een scherpe bocht de Korte Schoonderloostraat in – een heuvel die zo steil was dat ik een kriebel in mijn maag voelde. Bang dat we te pletter zouden slaan kneep ik mijn ogen half dicht, maar op het laatste moment remde oma af en met een schok kwamen we tot stilstand.

            De Schoonderloostraat lag in een vallei. Een straat met aan de ene kant huizen met oranje brievenbussen en aan de andere kant een park dat half verscholen ging achter een met klimop overtrokken hek. Oma Broere wees naar een smal huis met een groene voordeur: het huis van de foto. Het zag er verlaten uit. Op het raam waar de ridder achter had gestaan hing nu een verkoopposter. ‘Bel jij vast aan?’

            Terwijl ze mopperend worstelde met het slot van haar scooter (‘Ik had het moeten oliën.’) liep ik door de betegelde voortuin. Het was donker achter de ramen, er stak een reclamefolder uit de brievenbus en hoewel er niemand thuis leek te zijn had ik het onbehaaglijke gevoel dat iemand me in de gaten hield. Ik ging met mijn vinger naar de deurbel, maar nog voordat ik die kon indrukken hoorde ik een luide stem achter me.

            ‘Wat moet dat?’

            Ik draaide me om en stond tegenover de grootste man die ik ooit had gezien. Alles aan hem was groot: zijn buik, zijn handen, zijn snor, de vierkante bril die op zijn rode neus stond, en zijn oren waar gigantische gehoorapparaten in zaten. Hij leunde dreigend over me heen. ‘Hoor jij niet op school te zitten?’

            Ik vouwde mijn handen op mijn rug en schraapte mijn keel. Ik zou me niet laten intimideren door een reus, niet zo vroeg in ons avontuur. ‘Goedemiddag, meneer. Mijn naam is Senna en ik ben met mijn oma op zoek-’

            ‘Wat zeg je?’ De reus hield een hand achter zijn oorschelp. ‘Ben je je oma aan het zoeken?’

            ‘Nee!’ riep ik. ‘Ik ben mét mijn oma op zoek naar de ridder van Rotterdam! Het spook van de ridder eigenlijk. Want die heeft overal antwoord op – en ik heb een heleboel vragen.’

            ‘Wie niet!’ riep de reus. ‘Maar dat is nog geen reden om-’

            ‘Om geen manieren te hebben,’ zei oma. Ze borg de sleutels van haar scooter op en keek hem streng aan. ‘Dag Ab. Ik zie dat je je nog steeds met alles bemoeit dat op twee benen loopt.’

            Het was even stil. Toen bulderde Ab van het lachen en legde hij zijn grote hand op mijn schouder. Ik bleef met moeite overeind staan. ‘Is dat je oma? Had dat meteen gezegd! Je bent geen haar veranderd, buurvrouw. Maar iemand moet een oogje in het zeil houden.’ Hij tikte tegen zijn neus. ‘Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn. Er gebeuren wel meer vreemde dingen sinds we dit park hebben gered van de bulldozers. Sommige mensen beweren dat er ‘s nachts vreemde types rondlopen… Kom, ik zal jullie een rondleiding geven.’

 

#1 – De Ridder van Rotterdam

         Ab stak de straat over en ging ons voor het park in. Hij leidde ons over een kronkelend klinkerpad, langs een rozen- en kruidentuin, wees ons trots op een vijver met een klaterende waterval en dirigerende ons ten slotte een knusse blokhut in waar hij ons twee dampende bekers thee voorzette. Terwijl oma en hij schreeuwend herinneringen ophaalden, liet ik mijn blik door de blokhut dwalen. Er stonden zakken met aarde en lege bloempotten en vergeelde boeken over planten en bomen. Aan de muur hingen ingelijste artikelen over het park, een kleurrijke plattegrond en een tekening… Ik stootte oma zachtjes aan. Het was een potloodschets van de rozentuin. De rozen stonden in volle bloei, maar dat was niet het opvallendst: achter een grote gieter stak een schild in de aarde. Oma en ik keken elkaar aan. Misschien was de ridder dichterbij dan we dachten.

            ‘Heeft u die tekening gemaakt?’ vroeg ik aan Ab.

            Hij hield zijn hand weer achter zijn oorschelp.

            ‘Die tekening!’ riep ik. ‘Heeft u die tekening-’

            ‘Nee joh!’ Ab liet zijn ruwe vingers zien. ‘Daar heb ik geen talent voor! Nee, die heb ik vorige week gevonden in de kruidentuin. Een heel schetsblok vol!’ Hij kwam overeind en ging door een stapel oude kranten. ‘Waar heb ik dat ding gelaten… ik zou toch zweren dat – ah!’ Ab gaf me een zwart schetsboek aan waar hij een beetje aarde van afveegde. Hij knipoogde. ‘De schat van Schoonderloo!’

            Op het schutblad stond een naam in krullende letters: Maarten. Ik sloeg het schetsboek open, mijn wangen werden warm van opwinding en ik voelde hoe oma me in mijn arm kneep. ‘Kijk eens aan,’ mompelde ze. ‘Het spoor is nog warm.’

Daphne Huisden

Het bericht #2 – De Ridder van Rotterdam verscheen eerst op Vers Beton.

Het Broekenpaleis: “De maten van 3 tot 5XL lopen hier het hardst”

$
0
0

Interview in de serie ‘Anders Nog Iets?’

De schippers in de Rijnhaven waren soms de wanhoop nabij om een broek in hun maat te vinden. En zo werd Het Broekenpaleis in de Afrikaanderwijk, dé specialist in grote maten: tot wel 10XL kun je er terecht. Vers Beton & Andersnogiets portretteren deze bijzondere zaak.

Toen het Broekenpaleis in 1926 begon, op de hoek van en de Herman Costerstraat, hoefden ze over de naam niet lang na te denken. De zaak verkocht in het begin simpelweg alleen broeken. De huidige eigenaar Michael Schults begon ruim 25 jaar geleden als winkelbediende. Zijn oom was toen eigenaar van de zaak, die in de jaren ’70 overgenomen had van de zoon van de oprichter. Toen de winkelruimte op nummer 11 gesloopt werd, verhuisde Het Broekenpaleis naar nummer 21.

Schults wist van kleding niks, dus werd het eerst drie jaar lang de avondschool in Doorn voor textielleer. En passant haalde hij er ook zijn ondernemersdiploma. Hij nam de zaak over en sinds tien jaar baat hij ook Pretorialaan 23 uit, waarmee de zaak in een klap twee zo groot werd. Zijn oom (nu 74) komt nog regelmatig langs voor een bakkie.

“Van enkel tot nek kom je in Het Broekenpaleis aan je trekken. Voor schoenen moet je een blokje om”

De klandizie was de reden dat Het Broekenpaleis zich specialiseerde in grote maten, mijmert Schults. Vooral de binnenvaartschippers die aanmeerden in de Rijnhaven. Hij herinnert zich hoe ze soms de wanhoop nabij waren in het vinden van passende kleding. “Dan legden ze tweehonderd gulden op tafel en zeiden ze: ‘Regel maar wat broeken voor me.’ Dan ging mijn oom bellen met vertegenwoordigers en dan kreeg ‘ie het meestal wel voor elkaar.”

Van lieverlee kwamen er naast broeken ook andere kledingstukken voor de man met een maatje meer in de rekken te hangen, en accessoires zoals riemen. “Van enkel tot nek kom je in Het Broekenpaleis aan je trekken. Voor schoenen moet je een blokje om”, lacht de eigenaar.

Grote maten

Het Broekenpaleis is al decennia lang een begrip onder Rotterdammers die niet terecht kunnen in de doorsnee kledingwinkel. Voor maten tot en met 10XL ben je er aan het goede adres. Die allergrootste maten zijn ook voor Het Broekenpaleis wel een niche, vertelt Schults. “De maten van 3 tot 5XL lopen het hardst.” Bijna alle kleding in de zaak is van Duitse makelij. “Degelijk, zeer degelijk, maar wel een tikje saai”, aldus Schults. “Maar het voordeel van die Duitse degelijkheid is dat je nooit nat kunt gaan, je hebt bijna geen rotzooi.”

Ooit waagde hij zich aan Italiaanse ontwerpen, maar die bleken toch een maatje te klein. “Daar paste ik zelf nauwelijks in”, grapt hij. Dus bleef het bij de oerdegelijke, functionele kleding van de oosterburen. “Bruine of zwarte broeken, dat waren de keuzes tot voor kort. Gelukkig is het in de loop der tijd iets frivoler en leuker geworden.”

Maar ook buiten Rotterdam heeft de zaak zijn naam en goede reputatie gevestigd. Samen met Tamara, die de zaak al meer dan tien jaar trouw is, en zijn zoon Jesse die alweer vier jaar in dienst is, zorgt Schults dat elke klant terugkomt omdat hij tevreden is. “Bij de markt om de hoek koop je soms een mango die geweldig is, soms is ‘ie zwart vanbinnen. Dat kunnen ze zich daar permitteren, die wisselvalligheid, want hun klanten komen en gaan. Een ontevreden klant overleven zij wel. Wij niet.”

De klanten van Het Broekenpaleis zijn in al die jaren flink veranderd. Ver voordat Schults in de zaak kwam te staan, werd er op de Pretorialaan nog geflaneerd. Er gold toen zelfs een ballotage om aan de Pretorialaan te mogen wonen. Veel bewoners van de Afrikaanderwijk die opgroeiden met Het Broekenpaleis zijn inmiddels vertrokken, evenals de binnenvaartschippers in de Rijnhaven. Daar komt bij dat de markt in de Afrikaanderwijk is verplaatst: niet meer tegenover Het Broekenpaleis, maar op het plein verderop. Het gevolg is dat er minder mensen langslopen én binnenlopen. De nieuwe ontsluiting van de Paul Krugerstraat naar de Laan op Zuid heeft ook niet geholpen.

Gouden Gids

Maar vooral het digitale tijdperk heeft voor Het Broekenpaleis veel veranderd. Schults ziet in de verkopen een duidelijk verschil tussen toen en nu. Vóór de komst van het internet had je als klant met grote maten eigenlijk geen keuze en mocht je blij zijn als je wist waar je überhaupt iets kon kopen.

“Vóór het internet had je als klant met grote maten geen keuze, was je blij als je wist waar je überhaupt iets kon kopen”

De mensen waren toen onwetend, zegt Schults. “Want je kon niet vergelijken met de Gouden Gids in de hand. Daar stonden wij dan in. Met misschien nog één concurrent. De trouwheid was min of meer noodgedwongen, ja toch? Het was tegen het moeten aan.”

De meeste klanten kwamen twee keer per jaar, meer was niet nodig. “Mensen waren helemaal in de gloria want eindelijk vonden ze passende kleding. Die kochten dan in één keer een hele garderobe bij elkaar. Broek, trui, vest. Of tien overhemden per bezoek, want je weet maar nooit.” Schults bekent dat hij zich weleens schaamde voor wat hij de klanten bij het afrekenen moest vertellen. “Mijn eerste maandsalaris was onder de duizend gulden. Dan stond ik achter de kassa en vroeg ik meer dan wat ik per maand verdiende.”

“Ik gun iedereen een blakende gezondheid, maar: ik ben blij als er iemand voor een 5XL binnenstapt”

Internet of niet: het Broekenpaleis zit nog altijd aan de Pretorialaan en verkoopt nog altijd kleding. Ingeklemd tussen een bakkerij rechts en een bruine kroeg links. Er is minder omzet uit de winkelverkopen, maar nu zit de groei online. Schults toont een overzicht van de klanten die onlangs iets in de webshop hebben gekocht: ze komen uit alle hoeken van het land.

En hoe denkt de verkoper van grote maten zelf over zwaarlijvigheid? De analogie met de slijter of sigarenboer is natuurlijk snel gemaakt. Schults vindt vooral dat Het Broekenpaleis een maatschappelijke behoefte invult. Hij is waarschijnlijk de enige ondernemer aan de Pretorialaan die iets vindt van maagverkleiningen, want die kunnen zijn bedrijfsvoering danig beïnvloeden. “Ik gun iedereen een blakende gezondheid, maar ik ga er niet om liegen: ik ben blij als er iemand voor een 5XL onze zaak binnenstapt. Daar leven we van.” Hij ziet de toekomst positief tegemoet: “Er zal altijd behoefte blijven aan ons product. We gaan gewoon lekker door waar we mee bezig zijn.”  

Vers Beton werkt al jaren samen met Anders Nog Iets?, een project van Annemarie Mosterd. Anders nog iets? tekent de verhalen op ondernemers die de stad verrijken met hun passie en hun ambacht. Het gelijknamige boek dat in 2018 verscheen, is hier te koop

Meer verhalen lezen in de serie ‘Anders Nog Iets’?

Bekijk ze hier

Jaap Rozema

Het bericht Het Broekenpaleis: “De maten van 3 tot 5XL lopen hier het hardst” verscheen eerst op Vers Beton.

“Laat ZOHO’s rijke cultuurhistorie niet verloren gaan met de verkoop”

$
0
0

Opinie

Veranderingen in het ZomerHofkwartier zijn onvermijdelijk, nu het gebied sinds 12 december op de markt is gezet. Maar hoe zorgen we dat de cultuurhistorie van dit unieke staaltje Rotterdamse wederopbouwarchitectuur, niet verloren gaat? Paul Groenendijk doet een voorzet.

Het Zomerhofkwartier was lange tijd een vergeten stukje stad. Weliswaar vlakbij het centrum, maar aan ieders aandacht ontsnapt en flink verwaarloosd. Tot de creatieve klasse de verlaten bedrijfsgebouwen betrok en het gebied als ZOHO op de kaart zette, met het Hofpleinviaduct en de Hofbogen als potentiële trekker.

Het gebied is op 12 december in een tender op de markt gezet. De gebouwen in ZOHO zijn grotendeels eigendom van Havensteder. De gemeente en de woningcorporatie hebben samen met ondernemers de voorwaarden voor de tender opgesteld. En er zijn vijf principes waaraan het nieuwe gebied moet voldoen: experimenteel, betrokken, duurzaam, gemixt en verbonden. Toch vrezen ondernemers voor uitholling van het gebied.

Ook ik vraag me af: zullen de ontwikkelaars en de gemeente de verleiding van de overspannen markt kunnen weerstaan? Rotterdam is in trek, de woningmarkt in de grote steden kookt over en er moeten hoogopgeleide welgestelde gezinnen worden gelokt. Het gevaar is dat de cultuurhistorische waarde van dit gebied daarbij verloren gaat.

“Appeltje-eitje dus, de bulldozer erover en er kan een keurig aangeharkt bakfietsbuurtje met retro-architectuur worden uitgerold”

Op het oog zijn het ook grotendeels non-descripte gebouwen, het gebied tussen Teilingerstraat, Hofpleinviaduct, Noordsingel en Heer Bokelweg. Verwaarloosde bedrijfsgebouwen uit de wederopbouw en een verdwaald blokje stadsvernieuwing. Er zijn geen rijksmonumenten en zelfs geen gemeentelijke monumenten. Appeltje-eitje dus, de bulldozer erover en er kan een keurig aangeharkt bakfietsbuurtje met retro-architectuur worden uitgerold.

Zo is het immers ook in Nieuw Crooswijk, het Jaffa en in het Oude Noorden bij het Zwaanshals en de Raephorststraat gegaan. Het is alsof je daar een buitenwijk van Amersfoort instapt. Ik verras mijn architectenvriendjes weleens met foto’s van die buurten, met de vraag waar ik nu weer ben. Het is moeilijk om aan te wijzen wat typisch Rotterdams is, maar het is heel makkelijk om te constateren dat dit niet Rotterdams is.

Overzicht over het Zomerhofkwartier met scholencomplex Technikon, Gebouw Katshoek en de RAC-garage. (Stadsarchief Rotterdam)

Toch is juist het Zomerhofkwartier zo’n typisch Rotterdamse wederopbouwwijk: rauw, rechttoe-rechtaan, verwaarloosd, met brute overgangen tussen oud en nieuw. Maar ook met degelijke, pretentieloze, functionele gebouwen van typisch Rotterdamse architecten als Elffers, Krijgsman, Fiolet, Herman Haan en Kolpa. En aan de rand een fors verzamelkantoor van Maaskant, Katshoek. Maaskant drukte sowieso een flink stempel op dit stadsdeel, met de mastodont Technikon (waar de David Lloyd fitnessstudio in huist) en de RAC-garage, waarin het Stadsarchief is gekomen.

“De bedrijfsgebouwen in ZOHO uit de jaren zestig zijn een staalkaart van Wederopbouwarchitectuur”

Tijdens de oorlog werden er noodgebouwen voor bedrijven opgezet, op de fundamenten van de verwoeste woningen. Daardoor bleef het stratenplan gehandhaafd. Volgens Het Vrije Volk van 17 mei 1947 was het een soort Wilde Westen: Een tikje fantasie en het kon een straat zijn in één der vele kleine stadjes van het Amerikaanse middenwesten. Lage loodsen van gegolfd plaatijzer, de ruwe-bolster-blanke-pit-mentaliteit van de mensen in die loodsen; een penetrante, energie prikkelende benzinegeur en de van levensvreugde tintelende klank van metaal op metaal. Die sfeer is eigenlijk de laatste tijd weer terug. De Oost-Duitse spoorwagon van veganistisch restaurant Gare du Nord past er goed bij.

De noodbedrijven aan de Benthemstraat in 1942. (F. Grimeyer/Stadsarchief Rotterdam)

De bedrijfsgebouwen in ZOHO uit de jaren zestig zijn veelal puur functioneel. Een staalkaart van Wederopbouwarchitectuur; in compositie, materiaalgebruik (interieur en exterieur) en technieken, hier en daar opgevrolijkt met sculpturen en mozaïeken van Rotterdamse kunstenaars. Het zou zo mooi zijn als die vijf geformuleerde principes in het nieuwe gebied zouden worden toegepast. Want wat moeten we anders met veel te dure commerciële ruimtes in de plint en gelikte kantoorruimtes? Eén Starbucks in het Shellgebouw is wel genoeg. En de creatieve klasse moet zeker doorverhuizen naar de Spaanse Polder of wat voor gebied er nog overblijft?

“Er is een strategie denkbaar die experiment, betrokkenheid, gemixt en verbondenheid garandeert”

Er is een strategie denkbaar die experiment, betrokkenheid, gemixt en verbondenheid garandeert. En misschien wel duurzaam is ook. Door een flink aantal gebouwen te laten staan en op te knappen en te combineren met nieuwbouw zou een gevarieerd totaal kunnen ontstaan. En komt de zo gewaardeerde gelaagdheid van de stad tot uiting. Omdat we niet te maken hebben met monumenten hoef je niet zachtzinnig om te gaan met die gebouwen.

Zo zou er van de tegelzetterij J.J.H.M. Eggelmeijer aan de Zomerhofstraat 16 misschien alleen het fantastische wandvullende tegelmozaïek van Johannes van Reede (1921-2016) hoeven te blijven staan. Als voorbeeld: zo is ook het bakstenen kunstwerk ‘Wall Relief No.1’ van Henry Moore, geïntegreerd in de gevel van kantoorgebouw First aan het Weena.

“Achter de uniforme gevel met een raamwerk van zestien kolommen zat een grote verscheidenheid aan functies”

Er is nog maar één van de oorspronkelijke ondernemingen in zijn eigen gebouw gevestigd: Aannemersbedrijf Hartman & Zn. Maar overal staan de gebouwen, zijn er sporen, verhalen en anekdotes van de verschillende Rotterdamse bedrijven hier. De broodfabriek van de Co-op bijvoorbeeld, voortgekomen uit een van de arbeiderscoöperaties, nu bekend als ‘het Gebouw’ en beschilderd met opzichtige blauwe dazzle-painting. Elke dag gingen hier de electrokarretjes met brood op weg. Achter de uniforme gevel met een raamwerk van zestien kolommen zat een grote verscheidenheid aan functies, die tot verschillende invullingen leidden: open en gesloten delen en zelfs garagedeuren.

Afbraak van een deel van het Hofpleinviaduct in 1969 voor de verbreding van de Heer Bokelweg. (Ary Groeneveld/Stadsarchief Rotterdam)

Het voormalige bedrijfspand Waalveem NV uit 1967 is deels geel beschilderd en heet nu het Gele gebouw. Het is een expressief gebouw met van die lelijke grindbetonnen panelen en een bijzondere sculptuur van Loekie Metz in de gevel. Op de hoek van de Teilingerstraat staat het pand van Kramer en Röder, groothandel in ijzerwaren en gereedschappen. Architect Krijgsman nam die ijzerwaren als uitgangspunt voor een state-of-the-art vliesgevel. De winkel op de begane grond was een van de eerste doe-het-zelfzaken van Rotterdam en de grootste volgens een advertentie uit 1966: Kramer en Röder bouwde hier voor knutselaars en huisvrouwen, voor sleutelaars en doe-het-zelvers Nederlands grootste speciaalzaak.

Bijna overal hebben de marktpartijen het voor het zeggen. Om tegemoet te komen aan de vraag naar identiteit krijgen die wijken mooie, door reclamebureaus bedachte wijknamen en thematische straatnamen, en bedenken de stedenbouwkundigen er verhalen bij. Maar in ZOHO liggen die verhalen voor het oprapen en is die identiteit er al. Dit is een bijzonder, levendig, merkwaardig stukje stad, een zorgvuldige ontwikkeling kan dat behouden. En zelfs versterken.

Paul Groenendijk

Het bericht “Laat ZOHO’s rijke cultuurhistorie niet verloren gaan met de verkoop” verscheen eerst op Vers Beton.

Ons kent ons: Nieuwjaarsborrel Leefbaar Rotterdam

$
0
0

Tweewekelijkse column

Ook de Rotterdamse politiek trapt het jaar af met bubbels en goede voornemens. Ferrie en Florian bezochten de borrel van de grootste partij van onze stad: Leefbaar Rotterdam, in café De Gouden Leeuw. Was dit een ‘hol van de leeuw’ voor een redacteur van het ‘notoir-linkse’ Vers Beton? 

Café De Gouden Leeuw zit ramvol op deze zondagmiddag. In deze bruine kroeg aan de dijk in Oud-IJsselmonde (eerste vermelding 1774) houdt Leefbaar Rotterdam haar nieuwjaarsborrel. “Je ken hier stage-diven!” roept een Leefbaar-lid uitgelaten als hij binnenstapt. De cafévloer ligt een stuk lager dan de straat; de dijk is sinds 1774 meermaals opgehoogd. 

“Corry Konings klinkt door de speakers, de zaak is afgeladen, bloedjewarm en beregezellig”

Vanuit de deuropening kijk je eerst uit over de dampende massa, drie treden lager kun je je overgeven aan joviale begroetingen, bier en paprikachips. Ook de kaas en worst vinden gretig aftrek, om nog maar te zwijgen van de bitterballen en andere gefrituurde lekkernijen. Corry Konings klinkt door de speakers. De zaak is afgeladen, bloedjewarm en beregezellig.

“Hé ouwe boze witte man!” galmt het over de bar. Willem van Wijk, in het dagelijks leven ‘Rotterdambassadeur’ en opkoper van inboedels, begroet zijn kompaan Marcel Verhoef, Leefbaar-gebiedscommissielid in IJsselmonde. Hij bezoekt trouw alle borrels en andere bijeenkomsten. “En ik woon hierachter – ik rol dalijk zo de dijk af.”

Witte mannen genoeg, maar waar zijn de vrouwen? Sylvia (“wij zijn van Charlois, kom gezellig bij ons zitten”) vertelt dat de vrouwen vooral aan de andere kant van het volgestouwde café staan. “Er zijn veel vrouwen die op de achtergrond voor de partij werken. Ook ik ondersteun mijn man. Maar in de gemeenteraad doet een vrouw als Tanya het ook heel goed.”

Café De Gouden Leeuw is geen onbekend terrein voor Sylvia: “Een echt Feyenoord-café, gezellig en toegankelijk. Er wonen veel Leefbaar-stemmers hier in de buurt, net als in Vreewijk en Lombardijen. Ga je verder Feijenoord in, dan heb je toch ander publiek.”

Op de vraag wat Sylvia met ‘ander publiek’ bedoelt, antwoordt ze glimlachend: “Ik ga me niet laten verleiden tot discriminerende uitspraken. Veel mensen denken dat Leefbaar discrimineert, maar sinds Pim Fortuyn zijn veel meer partijen anders gaan denken: Er moet wat veranderd worden. Mét de mensen die er nu zijn. De mensen die nu binnen zijn moeten we ontwikkelen. Wist je trouwens dat heel veel Turken en Surinamers op Leefbaar stemmen? En binnen de partij hebben we verschillende soorten mensen. Mensen van verschillende opleidingen. En we hebben veel jongens die van jongens houden. Anders moet je Lennard hebben! Lennard is een topper.”

Lennard van Mil – de voorzitter van Jong Leefbaar – komt toevallig net langs, dus ik vraag hem: Wat is volgens hem de grootste opgave voor Leefbaar in 2019? Lennard wil de tijd nemen voor een antwoord; ik moet later bij hem terugkomen. Sylvia heeft haar antwoord wél paraat: “De armoede in Rotterdam moet worden opgelost. De mensen die je op straat ziet…je ziet de armoede en de honger. Ik heb altijd van die Liga-kaken bij me. Laatst bij Slinge keek een jongen me met van die grote ogen aan, toen ik er eentje pakte. Zo’n honger had ‘ie. Ik heb ‘m allebei m’n Liga-kaken gegeven.”

Het is tijd voor de speeches. De opstapjes naar de buitendeur worden dankbaar gebruikt als podium (fractievoorzitter Joost Eerdmans: “Zullen we die deur op slot doen? Anders flikker je dalijk naar buiten.”). Partijvoorzitter Ronald Buijt bijt het spits af: “We houden van korte toespraken bij Leefbaar Rotterdam. Maar als je geen zin hebt om te luisteren hou dan in ieder geval je mond dicht.” Ronald (gestopt met roken en op dieet) benadrukt in zijn speech de teleurstelling dat Leefbaar buiten het college van B&W bleef, maar is vastberaden in zijn doel: “We gaan alles op alles zetten om in 2022 de grootste te worden, zodat niemand, met welke klotesmoes dan ook, om ons heen kan!”

“We gaan alles op alles zetten om in 2022 de grootste te worden, zodat niemand, met welke klotesmoes dan ook, om ons heen kan”

Ronald Buijt, partijvoorzitter Leefbaar

Ook Joost Eerdmans, voormalig wethouder, combineert teleurstelling met trots: “Het is triest, slecht en onrechtvaardig dat we niet in het stadsbestuur terecht zijn gekomen. Maar ondanks vier jaar handen vuil maken hebben we de VVD toch half zo groot gehouden. En ja: u bent onder de populisten! We zijn duidelijk, we zeggen waar het op staat, maar je kunt ook van ons op aan.”

Intussen is het fotograaf Florian opgevallen dat veel aanwezigen een speldje dragen: een soort pink ribbon maar dan groen-wit-groen. Het blijkt hét speldje van Leefbaar Rotterdam te zijn. “Staat voor hoop en geloof in Rotterdam,” aldus een aanwezige. “Iedereen mag ‘m hebben, maar vooral Leefbaar-stemmers dragen hem.” Er blijken ook nog speciale speldjes voor ereleden te zijn. De mannen met een rood speldje zijn weer anders: het zijn beveiligers van Aboutaleb, hij zit in een hoek bij de bar. Het valt ons op dat er veel leden van andere partijen present zijn op deze Leefbaar-borrel.

“We moeten ons niet tegen elkaar laten uitspelen, we zullen allochtone kiezers moeten trekken; zij moeten uit hun slachtofferrol stappen”

Lennard van Mil, Jong Leefbaar

Lennard van Mil heeft inmiddels zijn antwoord klaar, op mijn vraag over de opgave voor Leefbaar in 2019: “Goed oppositie voeren en ons verhaal opnieuw ontwikkelen. De scherpte terugkrijgen van het begin, toen Fortuyn de partij oprichtte. En het grootste probleem van Rotterdam? Dat is armoede. De armen worden steeds armer en de rijken steeds rijker. We moeten ons niet tegen elkaar laten uitspelen. We zullen allochtone kiezers moeten trekken; zij moeten uit hun slachtofferrol stappen. We moeten de partij verjongen en nadenken over de toekomst.”

Café De Gouden Leeuw blijkt voor een verslaggever van het ‘notoir-linkse’ Vers Beton allerminst een ‘hol van de leeuw’. Deze nieuwjaarsborrel is gewoon hartstikke gezellig en de Leefbaar-mensen maken van hun hart geen moordkuil.

Maar wat vinden de aanwezigen van Vers Beton? “Goeie site, maar wel een beetje gekleurd”, zeggen Leefbaar-raadsleden Geert Koster en Caroline Aafjes-van Aalst. Bedoelen ze ‘te links’? “Een beetje wel ja.” Maar waarom dienen ze niet zelf eens een opiniestuk in, inhakend op andere artikelen? Niet te polariserend? De raadsleden kijken me verbaasd aan: “Mag dat?!” Natuurlijk. Mij heb je hoor, Geert en Caroline!

Over deze rubriek

Steeds vaker klinkt de zorg dat verschillende groepen in de stad zich opsluiten in ‘parallelle samenlevingen’, dat er ‘kloven’ tussen groepen in de samenleving ontstaan. Is Rotterdam aan het segregeren of hoort dat bij de grote stad? Waar ontmoeten verschillende groepen elkaar nog, en waar verschuilen ze zich? In Ons Kent Ons gaan Ferrie Weeda en Tara Lewis op bezoek bij verschillende Rotterdamse bubbels. Soms met, en soms zonder een glas, eh, bubbels.

Ferrie Weeda

Het bericht Ons kent ons: Nieuwjaarsborrel Leefbaar Rotterdam verscheen eerst op Vers Beton.

Ik hoef niet op vakantie want: Rubens in Boijmans

$
0
0

Visuele column

Op vakantie? Nergens voor nodig. IkRotterdam tekent voor je uit waarom we ook in dit nieuwe jaar gewoon in in onze eigen stad moeten blijven.

Afgelopen week eindigde pure Rubens in het Boijmans, een tentoonstelling met olieverfschetsen van de meester van de weelderige lijn. Voor degene die het gemist heeft schetste IkRotterdam de allermooiste vormen.

IkRotterdam

Het bericht Ik hoef niet op vakantie want: Rubens in Boijmans verscheen eerst op Vers Beton.

De Grote IFFR Rebus van Vers Beton

$
0
0

Prijsvraag voor filmliefhebbers

Het programma van het International Film Festival Rotterdam is bekend. Om het doorspitten van de programmabijlage extra spannend te maken, presenteren Fay van der Wall en Lot Piscaer… de Grote IFFR Rebus!

Het International Filmfestival Rotterdam staat voor de deur. Voor de fanatieke festivalbezoeker betekent dat huiswerk; een selectie maken uit de honderden films die in tien dagen vertoond worden. Het is een weelderige overdaad aan films uit alle uithoeken van de wereld. Van gruizig analoog experiment tot gelikt high-budget drama.

De programmabijlage die bij woensdag 17 januari bij de Volkskrant zat, is hét handboek om de lijst met beschrijvingen van films van A tot Z door te spitten. Het doorlezen levert niet alleen kennis van het programma op, maar kan ook je woordenschat verrijken. Want al is een film, met al zijn dimensies in tijd, beeld en geluid, niet vaak eenvoudig samen te vatten in een tekst van zo’n 50 woorden… de tekstschrijvers van het IFFR slaan zich daar dapper doorheen. Wonderlijke taalkundige hoogstandjes zijn vaak het resultaat.  

“De programmabijlage kan je woordenschat verrijken met wonderlijke taalkundige hoogstandjes”

Om de speurtocht in het papier dit jaar extra spannend te maken, hebben we er een spel met een mooie prijs bij bedacht. Hieronder vindt je 11 prachtige tekstfragmenten die we geselecteerd hebben uit de filmomschrijvingen van A tot Z uit de Programmabijlage van 2019.

Zoek de film op waar deze bij hoort, en noteer de genoemde letter uit de filmtitel (spaties niet meegerekend, lidwoorden en verbindingsstreepjes wel). De 11 letters die dit oplevert vormen samen een woord. 

En dan nu de Rebus…

  1. “Jullie Vijfjarenplan fascineert me enorm, de afgelopen vijftien jaar!” 
    8e letter uit de filmtitel
  2.   “… een pratende meerval en zinkgaten zo groot als drie busjes.”
    6e letter uit de filmtitel
  3.  “Een satirische en actuele semi-documentaire over door zichzelf geobsedeerde millennials”
    2e letter uit de filmtitel
  4. “Een super8-time-lapsedocumentatie”
    13e letter uit de filmtitel
  5. “Een urgente, tropische nachtmerrie.”
    7e letter uit de filmtitel
  6. “Een koortsachtige, intense wandeling…”
    9e letter uit de filmtitel
  7. “…dit low budget horrrorjuweeltje.”
    4e letter uit de filmtitel
  8.  “…een schuin soort volkse cinema…”
    3e letter uit de filmtitel
  9. “…contemplatieve, commentaarloze beelden…”
    5e letter uit de filmtitel 
  10. “…dit axioma van de concentratiekampcinema…”
    3e letter uit de filmtitel
  11.  “Geestverruimend!”
    12e letter uit de filmtitel

Heb je van deze 11 letters een woord kunnen maken? Mail jouw oplossing voor dinsdag 22 januari 12.00 uur naar info@versbeton.nl met als onderwerp ‘IFFR Rebus’. Onder de goede inzendingen verloten we 2 vrijkaarten voor de film tijdens het IFFR! Winnaars krijgen op 23 januari bericht. 

Lot Piscaer, Fay van der Wall

Het bericht De Grote IFFR Rebus van Vers Beton verscheen eerst op Vers Beton.

Taalles: Zijn vrouw is baas

$
0
0

Tweewekelijkse column

Said El Haji is schrijver en geeft Nederlandse taalles in Rotterdam. Deze keer vertelt hij over een afwezige maar belangrijke vrouw in zijn klas.

Ali is een lieve, zachtaardige man van vierenvijftig jaar. Op zijn allereerste cursusdag verscheen hij in onberispelijk driedelig pak. Als een notaris of burgemeester zag hij eruit en ik prees hem erom. Maar Ali was zo eerlijk om daar geen misverstand over te laten bestaan. ‘Ik ben maar boekhouder, meneer Said. Nee,’ corrigeerde hij toen, ‘in Iran ik was boekhouder, in Nederland ik ben niks.’ En dat pak, ach, een idee van zijn vrouw, die graag zag dat hij indruk maakte op zijn eerste taallesdag. Hij lachte erbij, waarna hij zijn blik door de klas liet gaan en zijn medecursisten een vriendelijk knikje toewierp.

“En dat pak, ach, een idee van zijn vrouw, die graag zag dat hij indruk maakte op zijn eerste taallesdag”

Om zijn taalniveau te kunnen bepalen, liet ik hem wat oefeningen maken. Zo moest hij een klacht schrijven naar een denkbeeldige buurman. Ali deed het voorbeeldig. Hij schreef over een buurman die zijn vuilnis op straat gooit in plaats van in de daarvoor bestemde containers. Niet alleen wist hij zijn klacht aan de denkbeeldige buurman vriendelijk te formuleren, ook de aanhef en het slot kwamen overeen. Nu ja, natuurlijk vergiste hij zich in een lidwoord hier en daar, maar hij had het lef om voegwoorden en bijzinnen te gebruiken. Dat deden er maar weinig. Ik hoefde me als lezer niet eens in te spannen om te begrijpen wat er stond. Aldus adviseerde ik hem om het eerste niveau over te slaan en meteen met het tweede te beginnen.

Ali wees met een bescheiden vingertje naar zijn medecursisten. ‘Wat zij doen?’ vroeg hij.

‘Zij doen allemaal A1. Maar zij kunnen niet zo goed schrijven als jij.’

‘Ik wil ook A1.’

‘Waarom?’

‘Samen, dat is beter voor mij.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Samen is gezellig, maar niet beter. Want jij leert er niks van.’

Hij dacht even na en zei: ‘Is goed, meneer Said. Dan ik doe A2.’

Even later bekende hij, ogenschijnlijk zonder reden, dat hij van zijn vrouw niet met andere vrouwen mocht spreken. Twee vrouwelijke medecursisten keken daar direct van op, fier en met grote ogen, als stokstaartjes op de wacht. Ze voelden zich geroepen daar iets van te zeggen. ‘Niet goed,’ vonden zij. Helaas spraken ze onvoldoende Nederlands om zich nader te verklaren. Een van de twee vrouwen, Marzieh, sprak echter vloeiend Farsi, omdat zij net als Ali uit Iran afkomstig was. Normaliter zag ik er streng op toe dat iedereen Nederlands sprak tijdens de les, maar voor deze ene keer maakte ik een uitzondering. Ali zou haar woorden vertalen.

“Zij zegt ik moet zijn baas, anders vrouw niet mij respecteren”

‘Zij zegt ik moet zijn baas, anders vrouw niet mij respecteren,’ vatte Ali samen.

Ik vroeg wat hij daarvan vond.

Ali schudde zijn hoofd. ‘Niet ík ben baas, mijn vrouw is baas.’

Marzieh keek hem aan in de hoopvolle verwachting dat er meer kwam, maar er kwam niks en de hoopvolle verwachting in haar blik sloeg om in meewarigheid. Wat een arme ziel!, hoorde je haar in stilte denken. 

Een week later, als iedereen aandachtig zit te werken en het muisstil is in de klas, begint Ali naar aanleiding van een oefening in zijn werkboek te vertellen over een poets die hij zijn vrouw gebakken heeft. De oefening draagt op een e-mail te schrijven aan een al dan niet verzonnen vriendin. Ali kon de oefening zogenaamd niet maken en zijn vrouw wilde weten waarom niet.

‘Ik zeg omdat ik mag niet met andere vrouwen praten van jou, daarom.’ Hij kan er nog smakelijk om lachen en dat doet hij ook. Hij lacht en lacht. En de vrouwen die nog zo oprecht gemeend hadden hem te moeten behoeden, lachen in verwondering mee.

 

Lees meer columns van Saïd el Haji

Said El Haji

Het bericht Taalles: Zijn vrouw is baas verscheen eerst op Vers Beton.


10 jaar Aboutaleb: toen het midden nog heel gewoon was

$
0
0
Ahmed Aboutaleb

Of er nu een derde termijn komt of niet, Aboutaleb heeft in 10 jaar een flinke stempel gedrukt. Verteller, verbinder, populair, controversieel. Eeva Liukku kijkt terug op een decennium Aboutaleb in Rotterdam.

Tien jaar is Aboutaleb onze burgemeester. Als journalist en hoofdredacteur mag ik mezelf gelukkig prijzen met een burgemeester als deze. Aboutaleb gaf in tien jaar tijd genoeg stof tot verhalen, debat, discussie en nieuws.

Man van het midden

We leerden Aboutaleb kennen als een verhalenverteller. Wie hem vaker heeft horen spreken kent zijn levensverhaal: van het dorpje Beni Sidel, de eerste keer in de Haagse tram en zijn wethouderschap in Amsterdam tijdens de moord op Theo van Gogh, tot de ambtsketen op het stadhuis in Rotterdam. Het is een burgemeester die goed weet hoe de media voor hem kunnen werken. Een graag geziene gast bij nationale talkshows en iemand die de aandacht van de internationale pers weet te trekken. Een burgemeester die ook flink te kampen heeft met bedreigingen en stalkers, maar nog steeds zijn e-mailadres uitdeelt als hij de wijk in gaat en naar verluid altijd reageert.

Onze burgemeester is een intellectueel, iemand die in zijn vrije tijd poëzie vertaalt. Maar het ‘filosofische gelijk’ van de intellectueel, daar moet je bij deze burgemeester niet mee aankomen. Hij is de eerste burgemeester van een grote Europese stad met een migratieachtergrond, en daarmee is hij een rolmodel. Tegelijk legt hij de generatiekloof bloot tussen de eerste en de volgende generaties die hier zijn geboren. Een burgemeester die zijn nek uitsteekt als het gaat om humanitaire kwesties, maar niet haantje de voorste is in het identiteitsdebat. Een burgemeester van de WIJ-samenleving en van ‘Rot toch op!’. Je zou kunnen zeggen: een burgemeester van het midden – toen het midden nog heel gewoon was.

Ahmed Aboutaleb: “Ik doe niet aan politiek, ik heb een stad te managen”

Ondanks dat Aboutaleb zich graag distantieert van politiek, is hij bovenal een politicus. Eén van zijn knapste prestaties als politicus vind ik dat hij onder zo’n lastig gesternte is begonnen en nu zo’n grote populariteit geniet.

Velen zullen het pijnlijke beeld nog voor ogen hebben: na zijn beëdiging kreeg hij een envelop van Marco Pastors aangeboden, bedoeld om zijn Marokkaanse paspoort terug te sturen naar de koning van Marokko. Ronald ­Sørensen zei dat de stad niet zat te wachten op een burgemeester die een “vertegenwoordiger is van een groep die in Nederland en Rotterdam problemen veroorzaakt”. Niet lang hierna kreeg hij een motie van wantrouwen aan zijn broek van Leefbaar Rotterdam (die hij overleefde) vanwege de aanpak van de rellen in Hoek van Holland in 2009.

Om een typische Aboutaliaanse uitspraak te gebruiken: ga er maar aan staan.

Populariteit

Aboutaleb heeft in zijn eerste twee termijnen veel politieke energie besteed om een burgervader te worden, óók van de partij van Leefbaar Rotterdam. Misschien wel juist van die partij. En dat is gelukt. Leefbaar heeft hem omarmd als hun burgemeester. Dat hij dat voor elkaar heeft gekregen, is wat mij betreft een politieke prestatie van de eerste orde.

‘Rot toch op!’ was één van zijn meest controversiële uitspraken, die tegelijk onmiskenbaar bijdroeg aan zijn grote populariteit bij Rotterdammers aan de linker én de rechterkant van het politieke spectrum. Hierna schoof hij aan bij Zomergasten. Die VPRO-uitzending kon je met andere fans in een Rotterdamse bioscoop bekijken. In 2016 was ik bij de opening van het IFFR, waar hij samen met Koningin Máxima te gast was. Er barste in de grote zaal van de Doelen bij zijn binnenkomst een enorm applaus los dat lang, véél langer, aanhield dan het applaus voor Hare Majesteit.

Maar Aboutaleb is uiteraard niet bij iedereen even populair; moslims, anti-Zwarte Piet activisten, Feyenoord-fans, uitgaanspubliek – allerlei groepen hebben zo hun eigen problematische verhouding met deze burgemeester. Uiteindelijk vormen deze groepen getalsmatig een minderheid. Ik durf te gokken dat als er een peiling onder Rotterdammers wordt gehouden over de derde termijn van Aboutaleb, waar Leefbaar Rotterdam voorstander van is, deze in het voordeel van Aboutaleb zal uitvallen.

Tijd voor verbinding

Dit jaar moet Aboutaleb de afweging maken of hij zich kandidaat stelt voor een derde termijn, en de gemeenteraad zal dan, als vertegenwoordiger van het volk, een besluit moeten nemen – al dan niet ingefluisterd door een peiling. Ik denk dat Aboutaleb niet zomaar af te schrijven is.

Dit kan zelfs de meest interessante periode voor Aboutaleb worden, nu hij z’n politieke energie niet meer te steken in het winnen van de harten van de Leefbaren. Zijn strepen zijn verdiend, hij heeft nationale en internationale roem en met tien jaar in het zadel bezit veruit de meeste ervaring in het college. Kortom, alle speelruimte om te zijn wie hij wil zijn. Zoals hij aangaf in zijn nieuwjaarstoespraak op het stadhuis: de grote verbinder in tijden van polarisatie.

“Er is in deze tijd van politieke spanningen bij veel mensen behoefte aan een leider, iemand die de spanning ontstijgt en overbrugt”

Ik vermoed dat hij zich in dit college als PvdA’er ook beter in zijn vel voelt. De laatste tijd profileert hij zich vaker met sociale en humanitaire thema’s. Zo pleitte hij er onlangs voor dat daklozen niet beboet moeten worden maar geholpen – een opvallende oproep voor humaniteit in het bureaucratische regels-zijn-regels-park dat de huidige samenleving is. Nadat drie Rotterdamse vrouwen afgelopen december werden vermoord door bekenden van ze, wilde Aboutaleb een maatschappelijk debat over geweld tegen vrouwen teweegbrengen. Hierbij legde hij de vinger helemaal raak op de zere plek toen hij zei: “Het moet afgelopen zijn met mannen die denken dat vrouwen hun bezit zijn.” En waar hij eerder geen interesse toonde in het Zwarte Piet-debat, het afdeed als ‘Amsterdamse discussies’ of demonstraties verbood, wierp hij zich nu op om de discussie vlot te trekken ‘als een locomotief’.

illustratie

Hij werpt zich graag op als de redder, de grote verbinder, doet graag het morele appèl en heeft nu vrij spel op sociale thema’s. Er is in deze tijd van politieke spanningen bij veel mensen behoefte aan een leider, iemand die de spanning ontstijgt en overbrugt. Dat is alleen maar voeding voor de roepingspoliticus die hij is. Ghandi en Mandela zijn zijn grote voorbeelden, zagen we ook in Zomergasten. Ik heb hem wel eens horen speechen waarin hij over zichzelf sprak in de derde persoon en zich direct vergeleek met deze politieke beroemdheden. En dat wijst meteen op zijn grote valkuil: zijn ego.

Zie ook de meest recente controverse. Aboutaleb kondigde in zijn nieuwjaarsspeech aan dat hij in debat wil met rappers over de verheerlijking van vuurwapengeweld. Wil hij rappers betrekken in een campagne tegen illegaal vuurwapenbezit? Daar zou niet veel tegen zijn. Maar dat is niet wat er aan de hand is. Rotterdam heeft tijdens de nieuwjaarsnacht een rapper verloren door vuurwapengeweld. De muziekscene en fans rouwen nog om de dood van Feis. Aboutaleb wilde met dit thema aan de haal en deed een oproep. Maar hij lijkt hiermee te suggereren dat Feis als rapper ergens verantwoordelijk is voor zijn eigen dood. Dat is pijnlijk en legt zoals Aruna Vermeulen het verwoordde, de vinger op de verkeerde plek. En het laat zien dat er één kloof is die hij zelf nog moet zien te overbruggen: die tussen de generaties.

Zijn messiascomplex, gecombineerd met een tikje gereformeerd referentiekader, kan ook wel eens precies verkeerd vallen. Als verbinder kan Aboutaleb een interessante periode tegemoet gaan, maar moet wel beseffen dat niet alle complexe problemen zijn vlot te trekken door de stoomlocomotief Aboutaleb. Om het midden te bewaken is er een koorddanser nodig, geen stoomlocomotief.

Eeva Liukku

Het bericht 10 jaar Aboutaleb: toen het midden nog heel gewoon was verscheen eerst op Vers Beton.

Andere Rotterdammers: De strompelende stadsduif

$
0
0

Column

Talloze planten en dieren leiden hun leven parallel aan het onze. Zij zijn de Andere Rotterdammers. Stadsecoloog André de Baerdemaeker stelt er maandelijks een paar aan je voor. 

Als er een dier is dat de stadsnatuur belichaamt, dan is het wel de duif. Of beter gezegd: de stadsduif. Een vogel wiens evolutie volledig in het teken staat van het samenleven met de mens. Duiven zijn in alle wereldsteden te vinden. Het verhaal van de stadsduif is een uniek en bijzonder verhaal, maar er is bitter weinig interesse voor. Zowel biologen als het grote publiek halen minachtend hun neus op voor die aan lager wal geraakte postbode. Als men zich al iets afvraagt over de duif, dan is het: waar zijn z’n tenen gebleven?

Wanneer ik over stadsduiven begin denk je vast aan een achenebbisj duifje dat op stompjes naar het volgende patatje strompelt. Het is het klassieke imago. Toch is dit niet de gemiddelde stadsduif. Uit Nederlands onderzoek is gebleken dat 10% met pootproblemen te kampen heeft. Dat valt dus reuze mee. Maar wanneer je door de binnenstad wandelt en er je oog op laat vallen, lijkt dat percentage toch echt een stuk hoger te zijn. Het kan toch niet zo zijn dat alle kansloze en gehandicapte duiven in de binnenstad zijn gaan zitten? Nou, dat is toch wel het geval. 

Je zal denken dat het leven voor zo’n bedelende stadsduif lekker makkelijk is. Elke dag friet en geen natuurlijke vijanden. De werkelijkheid is anders. De duivenmaatschappij kent een moordende concurrentie. Goede adresjes, waar het hele jaar door iets te eten valt, zijn schaars. Ze worden gemonopoliseerd door de sterksten. Kerngezonde bullebakken die iedere kneus onverbiddelijk wegpikken. De verliezers hebben op den duur geen andere keus dan in de binnenstad op zoek te gaan naar wat frietjes. Het is beter dan niks. Totdat de winter toeslaat en de mensen liever binnen eten. Veel strompelaars leggen dan het loodje.

“De duivenmaatschappij kent moordende concurrentie. Goede adresjes worden gemonopoliseerd kerngezonde bullebakken die iedere kneus wegpikken”

Hoe zit het nu met die tenen? Er zijn verschillende theorieën over wat deze ellende veroorzaakt. Zelf vond ik het verhaal van pootinfecties altijd plausibel. Op dakgoten en richels staan duiven langdurig in een laag duivenpoep. Dat kan niet gezond zijn. Maar hoewel dat ongetwijfeld tot problemen leidt, kan dat nooit die tien procent verklaren. Het werkelijke antwoord vond ik in de Rotterdamse vogelopvang: Vogelklas Karel Schot.

Ieder jaar komen een paar honderd duiven met hun kapotte poten in de Vogelklas terecht. In alle gevallen waarin opzwellende poten en afstervende tenen nog niet voltooid waren, was de oorzaak ondubbelzinnig eenduidig: zwerfvuil. Poten en tenen waren verstrikt geraakt in draadjes, touwtjes, vislijnen en – het ergst van allemaal – lange mensenharen. Vaak kon met geduldig peuteren de duif worden bevrijd van zijn pijnlijke verwikkeling.

Het is een logisch verhaal. Op zoek naar kruimels en zaadjes leggen duiven dagelijks vele kilometers lopend af. Vooral in de binnenstad raken ze daarbij vroeg of laat verstrikt in een draadje. In een op de tien gevallen resulteert dat in het verlies van een teen, of erger. Zo’n handicap kan voor een duif grote gevolgen hebben. Voor je het weet degradeer je van een kerngezonde bullebak naar een strompelende stumper. 

“Voor je het weet degradeer je van een kerngezonde bullebak naar een strompelende stumper”

Gemeente Rotterdam heeft gekozen voor een aanpak waarmee de overlast van duiven afneemt en men tegelijkertijd het welzijn van de duiven verbetert: duiventillen. Door de duiven in de til gezond voedsel en een schone verblijfsruimte aan te bieden, verbetert de gezondheid van de populatie. Dat werkt alleen wanneer het publiek hieraan meewerkt en de duiven ondertussen geen frietjes toestopt. Daarom steekt de gemeente terecht veel tijd in voorlichting. Je wordt geacht de duiven niet te voeren. Wat mij betreft zou daaraan toegevoegd mogen worden: ‘gooi sowieso geen rommel op straat’ en ‘ga eens wat vaker naar de kapper’. 

Lees meer columns uit de serie…

André de Baerdemaeker

Het bericht Andere Rotterdammers: De strompelende stadsduif verscheen eerst op Vers Beton.

Rotterdamse videopioniers: de wereld veranderen met studio’s van bordkarton

$
0
0

De eerste videocamera’s leidden tot uitbundige activistische experimenten in de jaren ’70. Tijdens het International Film Festival Rotterdam worden die video’s vertoond. Vers Beton sprak met de makers van dit onderbelichte stuk Rotterdamse geschiedenis.   

Het maken van een filmpje is nog nooit zo makkelijk geweest als nu. Toch is het nog maar een paar decennia geleden dat video als splinternieuw medium toegankelijk werd voor professionals en geïnteresseerde consumenten. Tot aan de jaren ’70 van de vorige eeuw moest je in de weer met een filmcamera om een filmpje te maken. Met film op een spoel die je, net als het ouderwetse fotorolletje, eerst moest ontwikkelen voor je überhaupt kon bekijken wat je opgenomen had. Het was een ingewikkeld en kostbaar proces en een weinig flexibel medium om mee te werken.

“Het merendeel van de mensen die interesse toonden waren geëngageerd, activistisch en sociaal betrokken”

De komst van video bracht een aantal grote voordelen met zich mee: de banden konden keer op keer opnieuw gebruikt worden en hoefden niet ontwikkeld te worden voordat ze bruikbaar waren voor montage. De eerste videocamera’s waren flink uit de kluiten gewassen gevaartes, maar waren draagbaar. Bewegend beeld maken werd flink toegankelijker, ook voor mensen die daar tot dan toe nog nooit mee gewerkt hadden.

Rotterdamse pioniers

In Rotterdam leidde de komst van video ertoe dat op uiteenlopende plekken en in verschillende gezelschappen geëxperimenteerd werd met video als journalistiek medium. Een deel van de grote hoeveelheid video’s die dat opleverde heeft zijn weg gevonden naar het Stadsarchief. Onder de titel De Rotterdamse Videopioniers wordt er tijdens een talk- en videoshow op het International Filmfestival Rotterdam werk getoond: compilaties van vijf verschillende videocollectieven die actief waren van begin jaren ’70 tot eind jaren ’80. Ook de makers komen aan het woord.

De video’s zijn tot nu toe onderbelicht gebleven in de mediageschiedenis van de stad, benadrukt Anouk de Haas, expert Particuliere Archieven en Collecties bij het Stadsarchief. Ze initieerde het programma dat deel uitmaakt van de serie Rotterdam Classics. “Floris Paalman heeft in zijn boek ‘Cinematic Rotterdam’ uitgebreid de mediageschiedenis van Rotterdam beschreven, maar hij eindigt eigenlijk een beetje op het moment dat de videopioniers aan de slag gaan. Daarop volgt nog de komst van de kabeltelevisie en lokale televisieomroepen. Dat verdient aandacht en moet dringend eens goed beschreven worden. Je kan dit programma dus zien als een uitnodiging aan de stad: dit materiaal is er, kom er wat mee doen.” 

“We hadden camera’s, een studio, montage-apparatuur, maar wat nou precies de bedoeling was…”

Initiatief van RKS

Het was de Rotterdamse Kunststichting (RKS) die er toentertijd voor zorgde dat gewone Rotterdammers aan de slag konden met video. Ze richtte in 1970 het Lijnbaancentrum op, een experimentele expositieruimte gevestigd tussen de winkels op de Lijnbaan. Het doel: kunst en cultuur brengen op een laagdrempelige en vernieuwende manier. Onderdeel daarvan was een videowerkplaats waar films gemaakt werden die pasten bij de exposities. In 1972 opende diezelfde RKS een Arts Lab in de Gouvernestraat, dat eerst Ons Huis en vervolgens De Lantaren heette (en dat is nu KINO).

“De Lantaren was een werkplaats voor theater, film, dans, muziek, zeefdrukken, noem maar op. De apparatuur die het Lijnbaancentrum kon missen werd in De Lantaren beschikbaar om mee te spelen, voor wie het maar wilde”, vertelt Jacques van Heijningen, later o.a. directeur van het Rotterdams Mediafonds, die er vanaf 1973 leidinggaf. “We hadden camera’s, een studio, montage-apparatuur… maar wat nou precies de bedoeling was, was ook niet helemaal duidelijk. Dus we gingen maar iets doen. We plaatsten een advertentie in Magazijn [tijdschrift over kunst en cultuur in de regio Rotterdam, een voorloper van het huidige Uitagenda Magazine, red.] daarin riepen we iedereen die meer wilde weten over video op om vooral bij ons een workshop te komen doen.”

Aktiegroep

“Toen Aktiegroep Oude Westen een video had gemaakt, wilden opeens alle andere actiegroepen in de stad dat ook”

Het merendeel van de mensen die op dat moment interesse toonden in het medium waren geëngageerd, activistisch en sociaal betrokken. Vanaf 1970 was in het Oude Westen de Aktiegroep actief, die zich verzette tegen de plannen de wijk plat te gooien ten gunste van een kantorenwijk. Van Heijningen maakte met de videowerkplaats De Lantaren, tenslotte gevestigd in die wijk, een film voor de Aktiegroep. “Zij gingen daarmee vervolgens de wijk in, om die met een beeldscherm en een afspeelmachine aan mensen te laten zien. Toen Aktiegroep Oude Westen een video had gemaakt, wilden opeens alle andere actiegroepen in de stad dat ook.”

De producties waren bijna zonder uitzondering reportages en documentaires. Van Heijningen: “Er werd toen nog geen fictie gemaakt op video. Dat kwam ook omdat de mogelijkheden in de montage best beperkt waren. Maar video werd wel in grote hoeveelheden gemaakt. Voor 99 procent over sociaal geëngageerde onderwerpen. Van woningnood en -afbraak, tot taallessen. Heel erg gericht op het actievoeren.”

In 1976 gingen zowel de videowerkplaats van het Lijnbaancentrum als de Videowerkplaats Lantaren op in een nieuwe organisatie: het Videocentrum. Van Heijningen: “Het was tenslotte allemaal van de RKS, vestzak broekzak dus.” Daar werden in de loop der tijd meer experimentele en artistieke vormen verkend. Een centrale figuur voor het Videocentrum was Bob Visser, die niet veel later programmamaker, regisseur en producent werd voor onder andere de VPRO.

Filmgroep Storing

Marijke van Eck en Mieke de Wit waren begin jaren ’80 activisten die in video een medium zagen om hun boodschap te verspreiden. Binnen de actieve vrouwenbeweging vormden zij de Feministische Filmgroep Storing. Van Eck:”We hielden ons bezig met de organisatie van de Vrouwenstaking. [Op 30 maart 1981 voerden vrouwen landelijk actie voor met name het recht op abortus. red.] Op de avond van die stakingsdag organiseerden we een bijeenkomst in het Vrouwenhuis. We waren op zoek naar een manier om te laten zien wat er zich die dag op verschillende plekken had afgespeeld. Toen kwam het idee: laten we dat opnemen! Iemand uit de groep liep stage bij het Videocentrum, dus die connectie was makkelijk gemaakt.”

Bij het Videocentrum leenden en huurden de vrouwen de benodigde apparatuur en leerden ze de beginselen van de techniek. Vanuit hun idealen weigerden ze een formele taakverdeling op te stellen. Van Eck: “In eerste instantie rouleerden we de verschillende taken, zodat iedereen gelijke ervaring op kon doen. Maar gaandeweg kregen sommigen toch een voorkeur voor hen een of het ander. Zo viel dat toch wat op zijn plek.”

Eigen distributie

Een lokale televisieomroep was er nog niet in die tijd, en op de landelijke televisie was geen plek voor de amateuristisch gemaakte producties over lokale onderwerpen. De makers vonden dus eigen systemen om hun video’s aan een publiek te tonen. Storing hield het in de eigen kring. Van Eck: “We organiseerden goedbezochte filmavonden in het Vrouwenhuis, daar vertoonden we onze eigen producties.” De Wit: “Wat dat betreft kan je zeggen dat het alleen in onze eigen bubbel gezien werd.”

“Voor de verspreiding verzonnen we een abonnement op onze videobanden. We fietsten ze zelf de stad rond”

Wim Wiegmann

In ’85 begon een andere groep makers vanuit het Poortgebouw met het maken van regionale nieuwsitems onder de naam Stadsjournaal Rotterdam. Zij bedachten een nieuw distributiemodel. “Begin ’85 maakten we ons eerste journaal en vanaf eind ’85 probeerden we dat maandelijks te doen”, vertelt maker Wim Wiegmann. “Toen kwam de vraag, hoe gaan we dat verspreiden? We verzonnen een abonnement op onze videobanden. We fietsten zelf de stad rond om die banden te bezorgen en ook weer op te halen. Op het hoogtepunt hadden we ongeveer 25 abonnees en dat waren voornamelijk jongerencentra en buurthuizen. De ouderencomplexen haakten vrij snel af. Onze onderwerpen – kernenergie, daklozen, werkeloosheid – sloten niet echt aan bij die doelgroep.”

Satire

Wiegmann werkte samen met onder andere Francisco van Jole, die onder het pseudoniem Ludo Lippens een satirische rubriek schreef en presenteerde. Van Jole: “Zoiets had ik op dat moment nog nooit gedaan, dus dat wilde ik best proberen. Iedereen die eraan mee deed, deed dat voor het eerst. En dat zie je er ook wel aan af, haha.” Ook Wiegmann herinnert zich de beperkte middelen waarmee ze werkten: “De studio waar we met Francisco opnames maakten was een leegstaande kamer in het Poortgebouw. Het decor was gemaakt van bordkarton, met een oude tv, een tafel en een kapotte telefoon. Francisco wilde eigenlijk niet in beeld, daarom kreeg hij voor iedere opname een andere vermomming aangemeten.” 

De makers van Stadsjournaal Rotterdam maakten voor hun producties regelmatig gebruik van de faciliteiten van de SKVR, want ook daar werd vanaf de jaren ’70 lesgegeven in het werken met video. Wiegmann schreef zich in voor cursus na cursus: “Zolang je een cursus deed, kon je van de apparatuur gebruik blijven maken.”

Idealisme

Sjouwen met zware apparatuur, een ingewikkeld montageproces, en dan een video hebben die door twee man en een paardenkop gezien werd. Wat was de motivatie van de videopioniers? De Wit: “Misschien lag het ook aan onze leeftijd, maar we hadden echt een gevoel van optimisme bij wat we deden. Wij zouden de maatschappij veranderen, als we iedereen maar even lieten zien hoe het zat.” Van Eck vult haar aan: “Het was heel belangrijk dat we het samen, met elkaar deden; je was geen avond thuis.” Ook voor Wiegmann gaf idealisme de doorslag: “De motivatie die wij toen hadden en die ik eigenlijk nog steeds heb, was om samen de stad vooruit te helpen. En ik vond het belachelijk dat je weinig van Rotterdam zag in de bestaande media.”

Zulk engagement mist Van Eck in het heden: “Als ik zie dat vloggers vooral met hun eigen leven bezig zijn, vraag ik me wel eens af wat daar zo interessant aan is. Maar blijkbaar vinden heel veel mensen dat interessant genoeg.” Daar kan ook Van Heijningen zich in vinden: “Het materiaal was slecht, de beeldkwaliteit was slecht. Wat mensen nu kunnen met een iPhone is honderd keer interessanter dan wat er toen gebeurde. Maar alles wat je toen deed was nieuw en bijzonder. Er heerste een soort anarchie die heel aanstekelijk was. We wilden schoppen tegen de gevestigde orde. Dat mag tegenwoordig misschien wel iets meer gedaan worden.”

Meer Rotterdamse films op de RTM dag

RTM Talk: Rotterdamse Videopioniers is onderdeel van RTM 2019, een dagprogramma op het IFFR dat helemaal in het teken staat van Rotterdams filmtalent. Ben je dus vooral geïnteresseerd in Rotterdamse films? Dan kun je op vrijdag 25 januari je hart ophalen aan wereldpremières, Rotterdamse klassiekers en (praat)programma’s over Rotterdamse film. Rotterdamse Videopioniers begint om 18:15 en is gratis toegankelijk!

Wij tippen verder:

  • Vinyjunkies: documentaire van Elsbeth van Noppen over de platenzaak Demonfuzz records
  • De terugkeer: Zevendelige dramaserie van André van der hout die zich afspeelt in de petrochemische haven van Rotterdam
  • Te gek moment: documentaire van Victor Vroegindeweij en Jeroen Rozendaal over de dichter Frans Vogel
  • 2KM2 − Het heden van de stad: deze documentaire van Carel van Hees over 2km2 op Zuid uit 2008 is inmiddels een echte klassieker
  • Groeten uit Rotterdam: Controversieel drieluik geeft een inkijkje in de wonderlijke Rotterdamse kunst- en muziekwereld aan het begin van de jaren tachtig met onder andere punkgroep de Rondos, Cor Kraat, Jules Deelder, Bob den Uyl en Hans Citroen.
  • Fullscreen: muziekjournalist Job de Wit bespreekt Rotterdamse videoclips en gaat o.a. in gesprek met fotograaf Stacii Samidin.

Info en tickets: kijk hier

Of bekijk hier de trailer

Fay van der Wall

Het bericht Rotterdamse videopioniers: de wereld veranderen met studio’s van bordkarton verscheen eerst op Vers Beton.

Architecten reageren op dreigende sloop van hun jongste Boijmans-vleugel

$
0
0

Voor de grootscheepse vernieuwing van Museum Boijmans van Beuningen moet ook de jongste vleugel van het gebouw waarschijnlijk wijken. Vers Beton sprak de Vlaamse architecten Robbrecht en Daem, die nog geen 20 jaar na de oplevering van hun werk, door de sloopplannen overvallen worden.

Hoewel de asbestsanering inmiddels is gestart, zijn de verbouwplannen nog allerminst uitgedokterd. Op 20 december 2018 besloot de raad €223,5 miljoen uit de gemeentekas vrij te maken voor asbestsanering en een flinke verbouwing van het Museum Boijmans van Beuningen. Vanaf eind mei sluit het museum helemaal en in 2020 begint de verbouwing. De museumdirectie en gebouweigenaar (de gemeente Rotterdam) zijn intussen in volle gang met hun onderzoek naar het aanpassen van het gebouw. Zij menen dat de entree van het museum aan de binnenplaats ‘moeilijk vindbaar en zo gesloten is dat het doet denken aan een gevangenis’. Daarom moet de laatste uitbreiding plaatsmaken voor nieuwbouw die tegelijkertijd ‘eerherstel voor Van der Steur en Bodon’ zou moeten bewerkstelligen.

“Het markante bakstenen gebouw uit 1937 van architect Adrianus van der Steur is nadien drie keer uitgebreid”

Want het markante bakstenen gebouw uit 1937 van architect Adrianus van der Steur is nadien drie keer uitgebreid. De eerste toevoeging was een nieuwe museumzaal in 1972, naar ontwerp van Alexander Bodon. Twintig jaar later voegde Hubert-Jan Henket daar twee losstaande glazen paviljoens aan toe. Één doet nog dienst als restaurant en het andere sneuvelde een aantal jaar later alweer. In 1996 was het de beurt aan het bureau Robbrecht en Daem, dat door de Raadscommissie Kunstzaken unaniem werd verkozen om nieuwe tentoonstellingzalen, kantoren en een bibliotheek te ontwerpen.

Maar nog geen twintig jaar na oplevering ontvingen het Vlaamse architectenbureau plots een e-mail van het Boijmans, voordat berichten over de mogelijke sloop in de media verschenen. In een recente voorstudie van het Rotterdamse ontwerpbureau ZUS werd namelijk duidelijk dat het Robbrecht en Daem-deel niet in de toekomstplannen van het museum voorkomt. Sindsdien zijn diverse architecten in Nederland en Vlaanderen met elkaar in discussie over de voors en tegens. Teun van den Ende ging in Gent langs bij Paul Robbrecht en zijn zoon Johannes om hen te spreken over hun Boijmans-vleugel, die in 2003 opgeleverd werd.

Tegenvallers in het proces

De opdracht die Robbrecht en Daem in 1996 kregen was om een reeks nieuwe, intieme tentoonstellingszalen te ontwerpen, “bedoeld om kleinere onderdelen van de hedendaagse kunstcollectie beter tot hun recht te laten komen”, vertelt Paul Robbrecht. “Bepaalde soorten beelden ‘zwommen’ namelijk in de tentoonstellingszaal op de 1e verdieping, ontworpen door Bodon.”

“Kort daarna vertrok Dercon, er is onder zijn leiding maar één tentoonstelling gemaakt in de nieuwe vleugel”

De toenmalig directeur Chris Dercon zag het museum graag als open archief, dus moesten er educatieve ruimtes en een fatsoenlijke bibliotheek komen. “Om te beantwoorden aan Dercon’s ideeën plaatsten we de bibliotheek aan de straatzijde zodat voor passanten zichtbaar is dat er in een museum meer gebeurt dan kunst exposeren. Hij wilde ook meer ruimte creëren voor videokunst waarvoor we zogenaamde ‘dark rooms’ ontwierpen.”

Dercon was hun bureau tijdens twee kunstmanifestaties in 1986 (Chambres d’Amies & Initiatief ’86) in Gent op het spoor gekomen. Toen Dercon aantrad bij het Boijmans van Beuningen nodigde hij hen en nog twee andere bureaus uit een ontwerp te maken. “Toen wij die opdracht wonnen bleef hij met zijn team zeer betrokken bij het ontwerp”, herinnert Robbrecht zich.

Wat volgde was een complex proces, waarbij Robbrecht en Daem de vragen van museumdirectie op een klein oppervlak moesten inpassen, terwijl het museum open bleef. “Door tegenvallers in de uitvoering zoals een failliete aannemer, bezwaren van bewoners tot aan de rechtszaal toe en technische problemen, was de uitbreiding pas in 2003 klaar. Heel kort daarna vertrok Dercon om directeur te worden van het Haus der Kunste in München. Er is onder zijn leiding maar één tentoonstelling gemaakt in de nieuwe vleugel.”

Respect voor de bouwgeschiedenis

Paul en Johannes Robbrecht benadrukken dat hun uitbreiding juist als onderdeel van de bouwgeschiedenis van het Boijmans bedacht is. Ze zetten zich af tegen de ‘speltakelarchitectuur’ die toentertijd in de mode was in de museumwereld. Liever verdiepten ze zich voor het ontwerp in de bouwgeschiedenis, zoals het archief dat Van der Steur naliet. “Dat was fantastisch! Zo kwamen we er bijvoorbeeld achter dat hij gedurende een jaar met de burgemeester van Rotterdam gereisd heeft om inspiratie op te doen. Het stadhuis van Stockholm was de aanleiding een forse toren in het ontwerp op te nemen.”

Robbrecht en Daem sloten aan op de bestaande plattegrond door een serie geschakelde tentoonstellingszalen op de verdieping te ontwerpen, “als een eerbetoon aan de manier waarop Van der Steur de museale ruimtes ontwierp: heel ritmisch, als een enfilade van kamers die zich één voor één aan de bezoeker blootgeven.”

Stevige ingrepen

Toch waren er onderdelen van het gebouw die om stevige ingrepen vroegen. Directeur Chris Dercon verklaarde in 1996 in een interview in Cobouw dat ‘bezoekers in het labyrint van gangen en ruimten het spoor bijster raken’. Aan Robbrecht en Daem was daarom ook de opdracht om een nieuwe logica aan te brengen, een opdracht die veel lijkt op de huidige wens van de museumdirectie.

Wat was de uitgangspositie waar Robbrecht en Daem mee aan de slag gingen? Ten eerste was de entree, verplaatst door Bodon, op dat moment het tegenoverstelde van de statige trap van Van der Steur. Hij was te smal en ongeschikt voor grote groepen bezoekers. “Wij ontwierpen een nieuw entreegebied in de vorm van een beeldentuin op de binnenplaats, waar veel ruimte is. Bij binnenkomst kiezen bezoekers tussen twee routes: ofwel naar de ‘oude’ kunst via de houten trap van Van der Steur – ofwel via de trap die wij vanuit een symmetrisch principe hebben toegevoegd, naar de hedendaagse kunst.”

Die nieuwe trap leidt door het Robbrecht en Daem-deel naar de Bodon-zaal. “Daarmee ontstond in feite een derde binnenplaats, maar dan overdekt. Die zaal hebben we aan drie zijden omkaderd. Om de gevraagde ruimtes te maken hebben we, binnen de mogelijkheden die ons werden geboden, voor deze oplossing gekozen.”

Kritiek en aanpassingen

Op het ontwerp van Robbrecht en Daem klonk zowel lof als kritiek. In 2004 trad Sjarel Ex aan als nieuwe directeur. Hij staat nu nog altijd aan het roer. Paul Robbrecht herinnert zich dat niet lang na zijn aanstelling de splinternieuwe entreebalie en vestiaire verdwenen om de ontvangstruimte te kunnen wijzigen: “Daar werden we niet over geconsulteerd.”

De redenen die de gemeente en het museum nu aanvoeren voor de (gedeeltelijke) sloop van de Robbrecht en Daem-vleugel worden uitgelegd in een brochure. In het kort: delen van het gebouw zijn niet goed bereikbaar zijn voor mindervaliden, er problemen zijn met het binnenklimaat en er zijn routes door de tentoonstellingszalen die doodlopen. Daarnaast zou de Bodon-zaal na de ‘omkransing’ van Robbrecht en Daem te weinig daglicht krijgen. Hoe het museum en de gemeente tot die conclusies komen wordt slechts spaarzaam toegelicht.

“De kwaliteit van de Bodon-zaal zit juist in het daglicht dat rijkelijk van boven komt”, licht Paul Robbrecht zijn ontwerpkeuze toe. “Dat is na onze uitbreiding onverminderd het geval, alleen één venster aan de straatzijde is gesneuveld.” Zijn zoon vult aan: “Aan die zijde is er juist een serie tentoonstellingsruimten bij gekomen waar daglicht zijdelings binnen dringt.”

Overvallen door de beelden

Over het contact rondom de mogelijke sloop is Paul Robbrecht enigszins aangedaan: “Directeur Sjarel Ex is, na de e-mail, met iemand van de gemeente langsgekomen. Zonder al te veel woorden legde hij een iPad neer en startte een filmpje met beelden die ZUS had gemaakt als voorstudie. Daarin was de vleugel die wij ontworpen hebben, verdwenen. Dat lichtte Ex niet toe, we moesten het maar met de beelden doen. Je kunt wel zeggen dat we werden overvallen, ja.”

“Het Depotgebouw toont aan dat je niet hoeft af te breken om de betekenis van het museum voor de stad te vergroten”

Zijn zoon reikt de museumdirectie de hand: “We zouden heel graag in dialoog treden met het Boijmans van Beuningen in het komende proces. We zijn ervan overtuigd dat het goed mogelijk is om verder te bouwen aan het museum vanuit de houding dat het bestaande er niet voor hoeft wijken. Ons oeuvre getuigt daarvan. We hebben in andere projecten intens in dialoog getreden met het werk van oude ‘meesters’ als Ludwig Mies van der Rohe, Victor Horta en Henry Van De Velde. We ontwerpen altijd met respect voor wat er al is, en het lukt eigenlijk ook altijd om eruit te komen.”

De nieuwste uitbreiding van het Boijmans in de vorm het Depot (ontwerp: MVRDV) ziet Paul Robbrecht als bevestiging: “Deze uitbreiding toont aan dat je niet eerst iets af hoeft te breken om de betekenis van het museum voor de stad te vergroten.”

Confrontatie

Toch ligt de steen inmiddels lang en breed in de spreekwoordelijke vijver. Er klinkt stevige taal, in de door het museum en de gemeente gepubliceerde brochure: onder ‘monumentale kwaliteit’ staat dat ‘de disfunctionele Robbrecht en Daem-uitbreiding (deels) wordt gesloopt en vervangen door een nieuw bouwdeel met gelijk volume. Een deel dat ‘recht doet aan de functionele, logistieke en esthetische eisen die passen bij de wereldcollectie van Museum Boijmans Van Beuningen en de wensen van de hedendaagse bezoeker’.

Zo’n negatieve verwijzing naar hun werk is ‘uiteraard niet fijn’ om te lezen, reageert Paul Robbrecht. “Het leidt tot tendentieuze beeldvorming. Bovendien is het verschil erg groot met het enthousiasme waarmee de museumdirectie in 2003 de nieuwe vleugel opende. Ook de gemeente én de welstandscommissie stonden toen positief tegenover ons ontwerp.”

“Het verschil is groot met het enthousiasme waarmee de museumdirectie in 2003 de nieuwe vleugel opende”

En nu kopt de Volkskrant, amper vijftien jaar later, dat sloop van nieuwste vleugel van museum Boijmans van Beuningen onontkoombaar lijkt. Het begint erop te lijken dat de museumdirectie afstevent op een vertrouwensbreuk met het Vlaamse architectenbureau. Dit zou tijdverlies (en extra kosten, zie kader) kunnen opleveren in het proces waar de gemeente nu €223,5 miljoen aan kwijt is. Ter vergelijk: de uitbreiding in 1996 kostte uiteindelijk €17,5 miljoen – zo’n €5 miljoen meer dan gepland – en duurde zeven jaar, dezelfde periode die nu is uitgetrokken voor de verbouwing.

Het definitieve besluit valt in 2020. Het plan dat tijdens de huidige asbestsanering wordt gemaakt, krijgt een go/nogo moment in de gemeenteraad in 2020. Dat omvat ook de eventuele sloop, uitvoering én aanpassingen aan de openbare ruimte.

Ontmoeting met Bodon

Ingrepen in publieke gebouwen liggen wel vaker gevoelig bij de desbetreffende architect en in de vakwereld (zie kader over ‘Auteursrecht’ onderaan). Paul Robbrecht herinnert zich nog hoe het in 1996 ging: “Toen wij aan onze opdracht begonnen was er geen sprake van sloop van eerdere bouwdelen. Wel was voor ons geregeld dat we met de zoon van de (inmiddels overleden) architect Bodon konden spreken. Ik vond het erg goed dat we die ontmoeting hadden.”

Hoe anders is nu de situatie. Johannes Robbrecht maakt zich zorgen over de beeldvorming die nu rondom hun vleugel ontstaat: “Ik ben in november naar het debat over het Boijmans-advies van de Rotterdamse Raad voor Cultuur gegaan. Daar verschenen van de vleugel van Bodon mooie foto’s van vlak na de oplevering, terwijl van onze vleugel een schraal beeld van Google Streetview was gekozen. Dat laten we ons liever niet nog eens overkomen.”

Vader en zoon Robbrecht blijven benadrukken dat het Boijmans zich onderscheidt door de gelaagde bouwgeschiedenis en knikken bij de metafoor die de Rotterdamse architect David Baars in bovengenoemd debat gebruikte. Hij vergeleek het gebouw met een zin met een aantal komma’s, die niet herschreven wordt of een eindpunt kent, maar steeds verder aan gelaagdheid wint. Het is de vraag of de vijfde architect die straks met het gebouw aan de slag mag, de ruimte krijgt voor een dergelijke interpretatie.

* Zowel het Museum Boijmans van Beuningen als de Gemeente Rotterdam lieten desgevraagd weten dat zij het te vroeg in het proces vinden om een inhoudelijke reactie te geven.

Auteursrecht

Robbrecht en Daem geeft vooralsnog aan nog niet te overwegen een beroep op hun auteursrecht te doen. Stel dat het Boijmans de sloopplannen doorzet zonder medewerking van Robbrecht en Daem, dan zou een discussie over auteursrecht kunnen ontstaan. Het wetboek maakt in zo’n geval onderscheid tussen totale en gedeeltelijke sloop: “Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van totale vernietiging is het uitgangspunt niet of het casco blijft staan, maar of kenmerkende elementen van het oude ontwerp zichtbaar blijven in het nieuwe ontwerp.”

Een recent voorbeeld waar beroep op auteursrecht meerkosten en vertraging opleverde, is het Museum Naturalis in Leiden. Het museum is in de jaren negentig door architect Fons Verheijen uitgebreid. Twintig jaar later volgde een nieuw uitbreidingsplan van Neutelings Riedijk Architecten. Verheijen oordeelde dat zijn uitbreiding door het nieuwe ontwerp verminkt zou raken en spande een bodemprocedure aan. Hij haalde zijn gelijk waarna het museum €1,5 miljoen aan compensatie overmaakte op een rekening van een door Verheijen opgerichte stichting (het ging hem niet om het geld maar om het principe). Ook betuigde Naturalis spijt tegenover de architect voor ‘de wijze waarop zij deze kwestie heeft behandeld’.

Is de Robbrecht en Daem-vleugel een sta-in-de-weg voor het schrijven van een nieuw hoofdstuk in de markante bouwgeschiedenis van het Boijmans, of niet? Laat je mening hieronder achter.

Teun van den Ende

Het bericht Architecten reageren op dreigende sloop van hun jongste Boijmans-vleugel verscheen eerst op Vers Beton.

Winnen door te verliezen: de Duurzame Haven Bullshit Bingo!

$
0
0

Column

Tijdens politieke talkshow DRAAD in Arminius, over de toekomst van de Rotterdamse haven, presenteerde Vers Beton-redacteur Inge Janse de De Duurzame Haven Bullshit Bingo. Zijn doel: beslissers uit hun talige groef van plannen halen en aanzetten tot échte acties. 

Welkom bij de meest voorspelbare spelshow van Rotterdam: De Duurzame Haven Bullshit Bingo! Mijn naam is Inge Janse, spelleider van deze wedstrijd vol open deuren, clichés en simplificaties die op geen enkele manier recht doen aan de werkelijkheid.

Wat houdt de groene toekomst tegen?

Want wie, net als ik, de afgelopen jaren de discussies volgde en bijeenkomsten bezocht over de verduurzaming van de haven, die weet dat vrijwel iedereen altijd precies hetzelfde zegt, zonder dat we écht verder komen. De weg naar de hel is geplaveid met goede intenties, nietwaar? Maar hoewel woorden geduldig zijn, is klimaatverandering dat zeker niet! Laten we daar daarom verandering in brengen!

 

Deze editie van De Duurzame Haven Bullshit Bingo spelen we met vijf welbekende spelers voor wie vaker bij dit soort avonden over ‘de toekomst van de haven’ aanwezig is: haveneconoom Bart Kuipers, havenwethouder Adriaan Visser, havenbedrijfsambassadeur Alice Krekt, havenbedrijfspecialist Nico van Dooren, én havenjournalist Ties Joosten. Geef ze, net als alle vorige keren, een groot applaus!

Zoals op elk van deze bijeenkomsten over de haven, praten we over de duurzame toekomst van dit gebied. En ik kan u verklappen: als we niet uitkijken, dan wordt het een warm bad vol uitspraken die u al menigmaal eerder gehoord hebt, zodat u op geen énkel moment écht verrast zult worden. Want omdat het om zo’n complex onderwerp gaat, is elke opvatting op zijn eigen manier onweerlegbaar waar. Iedereen kan zo – zonder echt pijnlijke acties – zijn leven vervolgen en nog op menig toekomstige avond dezelfde termen blijven uitstoten. Nouja, dat is, tot opeens het hele land volstaat met klimaatmigranten en/of drie meter water. Maar dat maakt niet uit, want na ons de zondvloed.

Gelukkig hebben we een zesde speler: u! Jawel! Op de officiële Duurzame Haven Bullshit Bingo-kaart vindt u 8 termen die u, als de gasten niet op hun woorden letten, wéér gaat horen. Verneemt u er één, noteer dat dan op uw kaart. En heeft u alle termen verzameld? Dan mag u hard ‘Allard Castelein’ roepen. De winnaar ontvangt zijn of haar prijs: twee groene thee. En is de bingo vals? Niet getreurd: ook dán krijgt u een prijs: een platgeslagen biertje, gegarandeerd 100% CO2-arm.

Natuurlijk is winnen leuk. Belangrijker is dat u door mee te spelen, ervoor zorgt dat onze spelers uit hun vaste groef moeten komen en ditmaal écht vertellen hoe ze erover denken – en welke acties zij willen ondernemen.

Voordat we aan de bingo beginnen, neem ik graag met u de termen door, zodat we zeker weten welke woorden we waarom liever niet meer horen, zodat we het over échte zaken kunnen hebben.

  1. InnovatieHét magische containerbegrip om leemtes en denkfouten in redeneringen mee te verbloemen. Denk bijvoorbeeld aan ‘Via innovatieve oplossingen willen we dan verregaand verduurzamen’. Vooral populair bij mensen die er eigenlijk niet zoveel vanaf weten.
  2. Level playing field / Gelijk speelveldHet aller-, aller-, állerfavorietste woord van de industrie. Want als er geen gelijk speelveld is met de rest van Nederland, Europa en de wereld, dan verdwijnen alle bedrijven op stel en sprong naar het buitenland, wat triljoenen banen en ziljoenen euro’s kost.
  3. Nederland armer, de wereld warmer / Braafste jongetje van de klasKlaas Dijkhoffiaans op z’n best: het idee dat alles wat Nederland aan duurzaamheid doet bovenop wereldwijde afspraken, geen enkele zin heeft, en ons alleen maar geld kost. Het onvermijdelijke gevolg: sluiten die haven, iedereen zonder werk, Nederland failliet, ga terug naar start zonder bonus. Want wee, wee je gebeente om het braafste jongetje van de klas te zijn!
  4. Carbon Capture & Storage / CCSWat de Ghostbusters zijn voor spoken, dat is CCS voor CO2: dé ultieme oplossing voor alle problemen. Want of je nou 5, 50 of 95% van je CO2-doel af zit: je kunt het altijd opvullen met CCS. Who you gonna call? Carbon Storage!
  5. Waterstof / ElektrificatieDe ontdekking van het wiel valt in het niets bij de oneindige zegeningen die deze twee wondermiddelen zullen opleveren voor de industrie. En hoe vaker je waterstof of elektrificatie zegt, hoe overtuigender je betoog. Want waterstof! En elektrificatie! Dat beide nog in de kinderschoenen staan en nergens op grote schaal worden toegepast, wordt in de regel wijselijk achterwege gelaten.
  6. RoadmapStel: u moet als bedrijf verplicht een plan maken voor verduurzaming, maar u wilt dat liever niet uitvoeren. Is dat lastig? Absoluut niet! Laat het gewoon door een consultancybureau als Deloitte of Ernst & Young vertalen naar een Roadmap! Hoe meer pagina’s en hoe meer tabellen, des te kleiner de kans dat iemand u er echt toe zal verplichten iets mee te doen.
  7. Het investeringsklimaatOf het nou plastic uit schaliegas, waterstof uit huisafval, of kernbommen uit nucleair afval is: bij nieuwe investeringen in de haven interesseert het niemand ene moer waar dat geld precies in gestopt wordt. Want meer investeren is altijd goed! En hoe beter het economische klimaat daarvoor, des te meer investeringen! Of het échte klimaat er ook beter van wordt, benoemen we alleen als het klimaatvriendelijke investeringen zijn. Anders spreken we over ‘banen’ en ‘bv Nederland’.
  8. ‘De burger’Wilt u als bedrijf, politicus of activistische groepering laten blijken dat u meer bent dan een grijpgraag aandeelhoudersspeeltje, populistische stemmentrekker of onrealistische idealist? Haal dan ‘de burger’ erbij. Deze non-existente, fictief-homogene groep mensen wil, vindt en meent namelijk – als we de sprekers moeten geloven – héél duidelijk ‘iets’. En bent u tegen ‘de burger’? Dan schieten zij direct de gele hesjes aan om subiet het ganse land plat te branden.

En dat waren ze, de Duurzame Haven Bullshit Bingo-termen! Print ze uit, stop de kaart in uw binnenzak, en let dus in het vervolg goed op als u weer in een debat terechtkomt over ‘de toekomst van de haven’. Noteer tijdens het gesprek direct wat u hoort, en schreeuw op euforische wijze ‘Allard Castelein’ als u uw kaart vol heeft. Wint u niet? Dan wint u alsnog, want dat betekent dat er – in plaats van holle frasen – écht iets van belang gezegd wordt. Gefeliciteerd!

Deze column is uitgesproken tijdens DRAAD in Arminius, de politieke talkshow van Arminius en LOKAAL op 22 januari. In DRAAD gingen mensen uit de havenindustrie en de politiek in gesprek over de huidige – en toekomstige duurzaamheid van de Rotterdamse haven. 

Inge Janse

Het bericht Winnen door te verliezen: de Duurzame Haven Bullshit Bingo! verscheen eerst op Vers Beton.

Viewing all 2942 articles
Browse latest View live