Quantcast
Channel: Vers Beton
Viewing all 2939 articles
Browse latest View live

Wethouder Kurvers zegt talkshow af vanwege Tweebosbuurt

$
0
0

Wethouder Kurvers stond aangekondigd om in onze talkshow van morgen te praten over de woningmarkt. Hij heeft afgezegd omdat hij niet in debat wil over de Tweebosbuurt. Ongehoord, stelt hoofdredacteur Eeva Liukku.

Dinsdag 11 december vindt onze eerste talkshow Vers Beton LIVE plaats in Arminius. Eén van de onderwerpen waar we het over gaan hebben onder leiding van Hasna El Maroudi is de woningmarkt. We zijn nu twee jaar verder na het Woonreferendum in 2016. Op Rotterdam Zuid worden grote renovatie- en sloopprojecten aangekondigd. De uitvoering van de woonvisie is na twee jaar in volle gang, maar de context is niet meer hetzelfde: het is flink dringen op de woningmarkt en de koop- en huurprijzen stijgen in Rotterdam hardst van alle grote steden.

Hier willen wij het morgen over hebben – is de woonvisie nog wel actueel in de huidige woningmarkt? We hebben als eerste Wethouder Bas Kurvers (VVD, portefeuille Bouwen, wonen en energietransitie gebouwde omgeving) benaderd. Hij zei een maand geleden toe en staat vanaf de eerste aankondiging op 19 november op het programma.

Vorige week heeft wethouder Kurvers echter plotseling afgezegd voor deelname aan het debat. “Dit wordt een herhaling van het raadsdebat. En wij hebben daar helemaal niets te winnen”, aldus zijn woordvoerder. Uit de lijst van genodigden voor de avond (een SP’er en een onderzoeker die veel contact heeft met bewoners), maakte hij namelijk op dat het té veel zou gaan over de Tweebosbuurt.

Onze insteek is altijd geweest om te hebben over de Woonvisie en de woningmarkt. Ook begrijpen we dat het besluit over de Tweebosbuurt al is gevallen, dus dat het geen zin heeft dat debat nog eens over te doen. Maar we kunnen geen garanties afgeven dat het woord Tweebosbuurt niet valt in een gesprek over woonbeleid op Rotterdam Zuid op dit moment – dat zou nogal gek zijn. De exacte bezetting wie er aan tafel zit en wie op de eerste rij, was nog niet bepaald en dat gaf ons wat ruimte om te onderhandelen. Maar dat leidde tot niets. Want toen werd het volgens de woordvoerder “allemaal te gekunsteld.” Het is duidelijk: hij wil gewoon niet.

Stel je voor dat je als bestuurder burgers tegenkomt die te maken hebben met de gevolgen van je beleid

Ik heb ruim 8 jaar ervaring als debatprogrammeur en ik heb dit nog nooit meegemaakt. Een bevestigde spreker die plots afzegt. Een politicus die zich terugtrekt omdat er mogelijk mensen in de zaal zitten die het niet eens zijn met zijn beleid. Stel je voor dat je als bestuurder burgers tegenkomt die te maken hebben met de gevolgen van je beleid.

De directeur van Vestia Robert Straver – die in de Tweebosbuurt 600 woningen sloopt – komt wél om te praten over de woningmarkt. Hulde.

Ik moet ook denken aan Aboutaleb in het najaar van 2015. In het heetst van het debat over de komst van een asielzoekerscentrum naar Beverwaard ging hij ernaar toe. In een tent vol woedende bewoners lichtte hij zijn keuze toe en beantwoorde vragen. Ze scholden hem de huid vol – en soms met een dikke saus racisme erop toe – en toch stond hij daar. Oog in oog met bewoners. Zo hoort het. Sta voor je beleid en leg verantwoording af – ook als het even ongemakkelijk wordt.

Kom naar de talkshow

De talkshow is op dinsdag 11 december in Arminius van 20:00 tot 21:30, inloop vanaf 19:30. Ook hebben we het over de Rotterdamse identiteit, is Shirin Musa (Femmes for Freedom) te gast en is er muziek van WLDRF.

Supporters van Vers Beton kunnen gratis een ticket kopen met hun kortingscode. Bekijk het programma en koop hier tickets.

Eeva Liukku

Het bericht Wethouder Kurvers zegt talkshow af vanwege Tweebosbuurt verscheen eerst op Vers Beton.


“Stop met het uitverkopen van de plekken die de stad máken”

$
0
0

Opinie

In haar column die ze uitsprak tijdens DRAAD, dé politieke talkshow van Rotterdam, neemt Tara Lewis de Rotterdamse politiek onder de loep. Deze keer maakt ze zich kwaad over de uitverkoop van panden met culturele en maatschappelijke functies. 

Wanneer zijn we het een goed idee gaan vinden dat de gemeente haar vastgoed in de uitverkoop doet? Is het bezitten van plekken in de stad die je kunt verhuren voor maatschappelijke of culturele functies niet dé manier om ervoor te zorgen dat Rotterdam een prettige stad blijft om te wonen?

De uitverkoop is al wat jaren bezig, waardoor het lijkt alsof het een proces is dat we niet meer kunnen stoppen. Toch zeg ik: kap ermee. Deze stad wordt gemaakt door ondernemers en vrijwilligers. Zij zorgen ervoor dat het hier bruist, dat doen niet de stenen, noch het stadhuis of de ambtenaren.

“Het Wijkpaleis, daar zag ik de maatschappij waar we als stad zo naar snakken”

Een veelgehoorde klacht van maatschappelijk en cultureel ondernemers is dat de gemeente graag met ze wil praten. Ideeën ophalen, er goede sier mee maken op congressen en omslagen van brochures. Maar concrete hulp als het erop aankomt? Integendeel! Vergunningen worden niet verstrekt, huren worden opgejaagd en het Wijkpaleis legt het af tegen een ‘gezondheidscentrum’.

Ik ben weleens in het Wijkpaleis geweest en mijn hart smolt omdat ik hier de maatschappij zag waar we als stad zo naar snakken. Een plek waar je mensen ontmoet, waar voor elkaar gezorgd wordt. Een plek waar de eenzaamheid van je afglijdt als boter van een warm visje.

“Waarom worden niet de ondernemers beloond, die hebben bewezen een pand succesvol te kunnen exploiteren?”

Als je naar de opkomstcijfers van deze stad kijkt tijdens verkiezingen behoeft het geen uitleg dat de kloof tussen de politiek en de burger groot is. Dat komt niet alleen doordat mensen denken dat het stadhuis vol zakkenvullende leugenaars zit. Nee. Dat komt ook doordat het niet valt uit te leggen dat een plek die al jaren als huiskamer van de wijk fungeert, waar jong en oud binnenlopen, waar kinderen in alle kleuren van de regenboog worden voorgelezen door vrijwilliger Fatma, minder belangrijk is dan het geld dat de verkoop van het pand in het laatje brengt.

Geld dat wellicht wordt uitgegeven aan de renovatie van Boijmans van Beuningen, een plek die mocht willen dat het publiek er zo divers en trouw is als in het Wijkpaleis.

“De gemeente is geen ondernemer en moet stoppen om zich als een ondernemer te gedragen”

En als een pand een commerciële functie krijgt, waarom worden dan niet de ondernemers beloond die hebben bewezen een pand succesvol te kunnen exploiteren? Mij krijg je niet uitgelegd waarom de ondernemers van de Fenix Food Factory niet eens de kans hebben gekregen om hun toekomst daar verder uit te bouwen.

Terwijl het hen wel is gelukt om een hotspot te maken van een sappelend gebied, waar de gemeente ondanks talloze investeringen met geen man of macht loop in kreeg. Dezelfde gemeente volgde haar eigen agenda, waardoor we straks een landverhuizersmuseum hebben. Kunt u zich de massa’s verrukte Rotterdammers voorstellen? Na al die jaren, ein-de-lijk een LANDVERHUIZERSMUSEUM.

Weet je waarom je het niet krijgt uitgelegd? Omdat het in de kern niet klopt. De gemeente is geen ondernemer en moet stoppen om zich als een ondernemer te gedragen. Ze moet stoppen met het afbouwen van de vastgoedportefeuille en de Rotterdamse ondernemers van de Fenix Food Factory, Schieblock en Hofbogen en de vrijwilligers van het Wijkpaleis op haar blote knietjes bedanken dat ze van zielloze stenen bruisende plekken maken. Dan dien je de stad, in plaats van dat je hem in de uitverkoop gooit.

Tara Lewis

Het bericht “Stop met het uitverkopen van de plekken die de stad máken” verscheen eerst op Vers Beton.

Gelukkig hebben we de foto’s nog

$
0
0

Terugblik Vers Beton LIVE

De nieuwe talkshow Vers Beton LIVE vond gisteren plaats bij onze partner Arminius. Oppositiepartij Denk stelde vandaag vragen over de afwezigheid van wethouder Kurvers. Bekijk hier de fotoreportage van de avond en luister de talkshow terug als podcast.

Met ruim meer dan 200 bezoekers kunnen we spreken van een succesvolle eerste editie. Onder leiding van Hasna El Maroudi werd onder meer gesproken over de woningmarkt en de Rotterdamse identiteit. Grote afwezige was wethouder Kurvers die zijn komst had afgezegd. Oppositiepartij Denk heeft een actualiteitendebat aangekondigd in de gemeenteraad van aanstaande donderdag om hier opheldering over te vragen: “Wat de fractie van Denk betreft dient het college te allen tijde verantwoording af te leggen over het beleid en daarbij niet de afweging te maken of er iets te winnen is en of er te veel kritiek komt. Een college dat weigert het beleid te verdedigen is bestuurlijk hautain en laf.”

Eeva Liukku

Het bericht Gelukkig hebben we de foto’s nog verscheen eerst op Vers Beton.

#1 – De Ridder van Rotterdam

$
0
0

Maandelijks feuilleton

Nieuw op Vers Beton: een fictieverhaal met elke maand een nieuwe aflevering. Daphne Huisden schrijft over de avonturen die een meisje en haar stoere, Rotterdamse oma beleven in de stad. 

Het leek een avond zoals alle avonden. Terwijl de afwas stond te weken en de koffie stond te pruttelen, ging oma Broere in haar rode leunstoel onder het open raam zitten en stak ze een van haar dunne sigaren op. Met haar benen over elkaar geslagen en een glazen asbak op de armleuning vertelde ze de meest wonderlijke verhalen. Ik zat zoals gebruikelijk op de poef aan haar voeten met een grote kop thee, als een afgevaardigde aan het hof, naar haar te luisteren terwijl ik naar de rookwolken keek die ze – meer voor de vorm dan voor het effect – naar buiten blies.

De zoete vanillegeur van haar sigaren hing overal in het kleine appartement dat uitkeek op de Nieuwe Binnenweg. Mijn moeder vond het er stinken. Maar mijn moeder was er niet. Vlak na mijn tiende verjaardag was ze voor de zoveelste keer in opdracht van het bedrijf waar ze voor werkte naar het buitenland vertrokken en had me bij oma Broere achtergelaten waar ik zo vaak logeerde dat ik er zelfs mijn eigen kamer had, een knus hokje waar ik tussen de hoedendozen en oude boeken sliep.

Terwijl ze kleine trekjes van haar sigaar nam vertelde oma over de huizen waar ze in had gewoond, de buren die ze had gehad, de vreemde types die ze was tegengekomen in de stad die ze nooit had verlaten. Ik kende de meeste van haar verhalen al, maar vond het nooit erg om nog een keer te horen over de slager in Slinge en zijn bloeddorstige teckel, de kluizenaar in Kralingen die naar verluidt zijn huis had omgetoverd tot een grot van papier-maché en de kroegbaas in Crooswijk die haar had geleerd hoe je met één klap een volwassen man tegen de vlakte kon meppen.

           ‘Een niet te onderschatten vaardigheid,’ aldus oma Broere. ‘Heb jij weleens iemand een tik verkocht, Senna?’

            ‘Nee,’ zei ik. ‘Ik mag niet slaan.’

            ‘Wie zegt dat?’

            ‘Mama, de juf, de vader van Patrick – en die kan het weten want die werkt bij de politie.’

            Met een ongeduldig handgebaar wapperde ze mijn bezwaren het raam uit. ‘Nonsens. Als je nooit van je afslaat verander je in een deurmat. Je gaat me niet vertellen dat je later een deurmat wilt worden.’

Ze drukte haar sigaar uit. En juist toen ik dacht dat we ons naar de bank zouden verplaatsen om naar onze favoriete serie te kijken (waarin een detective met een kort lontje orde op zaken stelde in een ordeloze stad), haalde oma Broere een nieuwe sigaar uit haar koker, keek me onderzoekend aan en zei: ‘Heb ik je weleens verteld over de dag waarop ik de ridder van Rotterdam ontmoette?’ Ze worstelde met het wieltje van haar aansteker. ‘Waarom kijk je zo ongelovig? Ik kan het je bewijzen. Geef me het fotoalbum aan, wil je?’

            Het fotoalbum was een boekwerk van zeker twee kilo, een document dat alle verhuizingen, scheidingen, branden en waterschade had overleefd. Ze legde het op haar brede schoot en bladerde erdoorheen. ‘Daar heb je hem.’ Met een kromme vinger wees ze een zwart-witfoto met gekartelde randen aan. Er stond een peuter op die haar ogen dichtkneep tegen de felle zon. Ze droeg een grote witte strik in haar haar en bijpassende sandalen. Op de achtergrond, half verscholen achter een boom, stond een donkere schim. ‘Dat is het spook van de ridder van Rotterdam. We zijn jaren bevriend geweest.’

            ‘Spoken bestaan niet.’

            ‘Wie zegt dat?’

            ‘Mama, de juf, de vader van-’

            ‘Je luistert naar de verkeerde mensen, Senna. Spoken bestaan wel degelijk.’

Buiten reed een tram voorbij en ik dacht aan de metro’s, bussen en reclameborden, de bouwputten, hijskranen en gebouwen van glas, en schudde ongelovig mijn hoofd. ‘Er wonen geen ridders in Rotterdam. En ook geen spoken. Die bestaan alleen in sprookjes.’

            ‘Rotterdam is een sprookje.’ Oma Broere bladerde verder. ‘Hier heb je hem nog een keer. Toen woonde ik nog samen met je opa in de Schoonderloostraat.’

            Op de foto stonden ze voor een smal huis met een laag ijzeren hek. Ook hier was achter een van de ramen een onscherpe schaduw te zien, maar ik was vooral nieuwsgierig naar die norse man naast mijn oma, die in zijn nette pak scherp afstak tegen haar fleurige blouse.

            ‘Waarom zijn opa en jij eigenlijk gescheiden?’ vroeg ik. ‘Dat heb je me nooit verteld.’

            Oma Broere wapperde de rook geërgerd naar buiten. ‘Een huwelijk is als een luchtballon, met teveel ballast aan boord kun je niet vliegen. Dat heeft de ridder me geleerd. Hij zit boordevol goede adviezen. Dat krijg je als je alles al eens hebt gezien. De ridder heeft overal antwoord op.’

            Ik vroeg me af of de ridder – als hij al bestond – me zou kunnen vertellen waarom mijn moeder liever weg was dan thuis bleef en of ze net zo vaak aan mijn vader dacht als ik en waarom we na de begrafenis nooit meer over hem hadden gesproken en hoe ik ervoor zou kunnen zorgen dat ze vaker thuis bleef en oma’s sigaren niet langer vond stinken.

‘Waar is de ridder nu?’ vroeg ik. ‘Woont hij nog steeds in de Schoonderloostraat?’

            Oma Broere schudde haar hoofd. ‘Ik heb hem voor het laatst gezien nadat ik je opa dumpte. Daarna zijn de ridder en ik elkaar uit het oog verloren. Maar hij moet nog ergens in de stad zijn. De ridder kan Rotterdam niet verlaten. We zouden hem kunnen zoeken.’ Ze nam me onderzoekend op. ‘Als je durft tenminste.’

            ‘Ik durf alles,’ loog ik.

            ‘Zo mag ik het horen. Voor we op pad gaan moet je nog wel iets doen, want de ridder laat zich alleen zien als je in hem gelooft.’

            Ze gaf me het album aan en ik tuurde naar de schaduw tot ik bijna met mijn neus tegen de foto zat, en toen zag ik het: er stond inderdaad iemand achter het raam. Iemand met een gezicht, een nek, twee armen – en een zwaard.

Daphne Huisden

Het bericht #1 – De Ridder van Rotterdam verscheen eerst op Vers Beton.

Wat nou, architectuurstad?

$
0
0

Opinie

Elke vrijdag serveren De Beste Stuurlui een prikkelende opinie voor bij de vrijdagmiddagborrel. Deze week zag Sereh de nominaties voor de Rotterdamse Architectuurprijs, en zij zag dat het niet goed was. We waren dé architectuurstad, toch?

Waarom reiken we ook al weer prijzen uit? Om het exceptionele te onderscheiden. Om het bijzondere voor het voetlicht te brengen. Om het goede aan te moedigen. Rotterdam kent verschillende lokale prijzen, bijvoorbeeld de Rotterdam Architectuurprijs. Op 19 december wordt deze jaarlijkse graadmeter voor de kwaliteit van dat wat er binnen de stadsgrenzen gebouwd wordt opnieuw uitgereikt. Nu al is het mogelijk om de oogst te bekijken. De jury bracht de oogst terug tot tien projecten, en de stembus voor de publieksprijs is gesloten.

Om met de deur in huis te vallen: het valt nogal tegen. 52 projecten zijn er in totaal, waarvan grofweg de helft bestaat uit woningbouw, en de rest uit ander soort programma. We zien aardige appartementengebouwen en woonblokken die als letterlijke kopieën van de omringende bebouwing niet te onderscheiden zijn van hun omgeving.

“Een leuke luifel, een paar misplaatst iconische sportgebouwen, fantasieloze industriegebouwen voor fantasieloze industriegebieden”

Een paar onberispelijke interieurprojecten en veel zelfbouwhuizen uit het ‘ecodorpje’ op het Leonidasterrein, die als reeks op elkaar gepakte, maar toch krampachtig vrijstaande woningen het idee van duurzaam bouwen direct vakkundig onderuithalen. Verder ook: een leuke luifel, een paar misplaatst iconische sportgebouwen, fantasieloze industriegebouwen voor fantasieloze industriegebieden.

Nee, natuurlijk is niet alles waardeloos. Tussen de tien projecten zitten degelijke nominaties. En met name de hoeveelheid zorgvuldige transformaties stemt positief over het groeiende vermogen van de omgang van de stad met dat wat er al staat. Maar dat zijn uitzonderingen. Verder is het toch vooral een parade van projecten waar alle architectonische ambitie uitgeslagen lijkt te zijn. Nogal schokkend in een stad die zich graag en vaak op de borst klopt als architectuurstad, en die een enorm reservoir aan goede architectenbureaus huisvest.

Wat als het beste niet goed genoeg is?

Waar zijn de geïnspireerde antwoorden op de gigantische woningvraag? De ontwerpen waarin het duurzaamheidsvraagstuk omgezet wordt in vernieuwende architectuur? De projecten die uitstijgen boven de economische en praktische wetmatigheden van het bouwen? En waar zijn de opdrachtgevers die de jonge, ambitieuze bureaus die Rotterdam rijk is een kans geven om mee te bouwen aan de uiteenlopende opgaven waar de stad mee te maken heeft? Waar blijft de gemeente die zich niet alleen in woord maar ook in daad hard maakt voor de kwaliteit van architectuur?

In de voorgaande edities wisten de (terechte) winnaars zoals CPO Hooidrift en Rotterdam Centraal nog te maskeren dat de spoeling de laatste jaren al dun was. Maar zelfs dat lijkt er dit jaar niet in te zitten. Dus wat als het beste dat voorhanden is, niet goed genoeg is?

Ik ga er niet over, en het is makkelijk roepen vanaf de zijlijn. Maar we moeten ergens beginnen, dus hierbij een oproep aan de jury. Geef de opdracht terug, reik de prijs dit jaar niet uit. Zodat in plaats van een steeds holler feestje te vieren, er ruimte ontstaat voor een echt gesprek over de kwaliteit van architectuur in Rotterdam.

Sereh Mandias

Het bericht Wat nou, architectuurstad? verscheen eerst op Vers Beton.

Christine Bosch is boekhandelaar én dichter: “Je moet willen lezen, en niet te veel van geld houden”

$
0
0

Interview

Ze is bekend als de ondernemer achter boekhandel Bosch&deJong in de Fenix Food Factory. Maar de afgelopen maanden is Christine Bosch ook gespot als opkomend dichterstalent in de Rotterdamse scene. Vers Beton sprak haar over deze combinatie en haar visie op literair Rotterdam.

De avond dat Christine Bosch (1983) voor het eerst optrad als Eelkje Christine, in de Poetsclub, de maandelijkse dichtersbijeenkomst in de kroeg De Schouw, kende ik haar alleen nog als de betrokken boekverkoopster met een grote passie voor literatuur. Dat ze kon schrijven, vermoedde ik al, want ik vond de blogs voor haar boekhandel altijd al leuk: diepgaand, grondig, met slimme grapjes en leuke observaties. Normaal gesproken komt ze rustig over, met zachte stem en is ze heel bescheiden. Maar ze stapte zelfverzekerd naar voren toen ze als bijna allerlaatste aangekondigd werd en droeg vanuit haar hart voor. Ze deelde kwetsbare, fragiele taal of schudde de luisteraar soms even door elkaar door heel directe en rauwe beelden te schetsen. Daar stond niet dezelfde persoon als de boekverkoper achter de toonbank, hier stond een artiest.

Je vertelde dat je lang twijfelde over optreden bij de Poetsclub omdat mensen je kennen als Christine van Bosch&deJong. Waarom?

“Als boekhandelaar ben ik degene die andere boeken aanprijst, ik schep bepaalde verwachtingen en vertegenwoordig een soort literaire standaard. Het is best kwetsbaar om dan ineens jezelf naar voren te schuiven. Maar aan de andere kant dacht ik: veel strenger dan ik zelf ben, zullen anderen niet snel voor me zijn.

Optreden op zich heb ik altijd heerlijk gevonden, toen ik vroeger in een bandje zong. Er zit magie in dat contact tussen het publiek en jou. Wel kan ik nog veel beter worden als performer denk ik, dat vind ik ook een mooi onderdeel van dichter zijn.

Als ik nu dichters zie optreden luister ik niet alleen naar hun tekst, maar kijk ook hoe ze die brengen. Heel inspirerend. Radna Fabias, Moya de Feijter en Vicky Franken vond ik bijvoorbeeld echt fantastisch op het podium tijdens de Nacht van de Poëzie.”

Even over het begin: hoe kwam je erop om in de Fenix Food Factory je boekwinkel te beginnen?

“Mijn lief Folco en ik deelden altijd al de liefde voor boeken. We wilden al sinds we samen zijn een boekhandel beginnen, dat leek ons ultieme romantiek. En we konden trouwens ook geen ander beroep verzinnen. We startten in 2008 samen met boekhandel De Balustrade in West. Dat was zowel romantisch als dramatisch, want we hadden een prachtige winkel met hele lieve klanten, maar niet genoeg omzet om van rond te komen.

Sinds die winkel sloot, in 2011, zijn we altijd om ons heen blijven kijken op zoek naar een nieuwe plek. Toen de Fenix open ging voelden we ons er gelijk thuis, zo’n goeie eigenwijze sfeer daar. We vroegen of we erbij mochten komen en dat kon. Sinds 2015 zit onze winkel daar dus tussen alle ambachtelijke ondernemers. Heerlijk eten en goeie drank, de perfecte omgeving voor een boekhandel, toch?

Er komen geweldige mensen over de vloer, en we verkopen echt van alles, van kinderboeken tot poëzie. We noemden het lekker ambachtelijk naar onszelf, Bosch&deJong boekverkopers.”

Zie je overeenkomsten tussen ondernemen met een eigen zaak en dichter zijn?

“Voor beide vakken moet je heel veel willen lezen, en niet te veel van geld houden, haha. Ik vind het verder fijn om twee uitersten op te zoeken: als ik schrijf mag ik me terugtrekken in mijn hoofd, terwijl je als boekverkoper juist zoveel mogelijk contact moet maken. Tegelijkertijd is het voor het dichterschap goed om veel mensen te spreken. En kun je je als boekverkoper soms weer heel geconcentreerd richten op één fijn gesprek met een klant, of het inrichten van een tafel.”

“Als ik schrijf mag ik me terugtrekken in mijn hoofd, terwijl je als boekverkoper juist veel contact moet maken”

Hoe belangrijk is schrijven voor jou geworden?

“Op dit moment herstel ik nog van een depressie. Het is fijn om deze manier van uiten te hebben, en een beetje structuur daarbij, zonder al te veel druk. Toch denk ik niet dat wat je voor jezelf op papier zet om door een depressie of burnout te komen, altijd interessante literatuur wordt. Juist niet, zou ik zelfs zeggen. Maar tussen de regels door of in het beeld dat je oproept, kan wel allerlei bijzonders zitten.

Schrijven kan nu belangrijk voor me zijn omdat ik niet meer zo keihard oordeel over alles wat op papier komt. Daardoor kun je meer meuk naar boven laten komen, gewoon op een rijtje zetten wat je hoofd voor taal kwijt moet. Of niet alleen je hoofd zelfs, maar je hele lichaam.

Als je de censuur uitzet dan komen er de meest echte dingen boven. En dan kan je er later wel met een redactionele blik naar kijken. Ik denk dat verwondering een goede grondhouding is daarbij, die niet alleen werkt voor poëzie.”

Heeft het literaire netwerk dat je door de boekhandel opbouwde je geholpen?

“Het is een luxe om allerlei mensen te kennen. Misschien dat ik daardoor makkelijker op een podium ga staan, omdat ik weet waar ik pas en wat er verwacht wordt. Maar ik hoop dat wanneer ik geprogrammeerd word, dat is omdat ze mijn gedichten of performance goed vinden en niet omdat ze me kennen. Volgens mij zijn Rotterdamse programmeurs daar nuchter genoeg in hoor; je moet wel wat kunnen! In die zin houd ik de boekverkoper een klein beetje gescheiden van de dichter. Als er een bundel van me uitkomt, wat ik hoop, zou ik het best gênant vinden die zelf te verkopen… Of misschien wel heel leuk. We’ll see.”

Ben je trots op je eigen werk?

“Van veel gedichten ben ik bang dat ik ze nu, als naïeve beginneling, hartstikke goed vind, maar dat ik ze over een paar jaar niet meer goed genoeg vind… Ik weet eigenlijk niet of ik al op die manier trots durf te zijn op mijn gedichten, of ik er al zo achter durf te staan…

Aan de andere kant, als ik bijvoorbeeld een gedicht als Mijn stad groeit, mijn stad verdwijnt, nalees, ben ik er wel trots op dat die woorden van mij zijn. Ik schreef dat eerst als proza. Maar het klopte niet, tot ik me realiseerde dat het een gedicht was. Dat het al die tijd al een gedicht was geweest. Dat is gaaf, toch?”

Hoe vind je de voedingsbodem voor jonge schrijvers in Rotterdam?

“Oh, er zijn zulke goeie schrijfopleidingen in Rotterdam! Voor mijn proza heb ik heel veel gehad aan een paar workshops en een schrijfgroep bij The Writer’s Guide to the Galaxy van Silvana Sodde. Nu ik mijn poëzie wil ontwikkelen heb ik heel veel aan de Poetry Academy. Juist toen ik nog worstelde met wat voor genre me goed lag, had ik heel veel aan Silvana, omdat je daar alle ruimte krijgt om te spelen. Ze heeft echt een bijzondere plek gecreëerd aan de Gouvernestraat. Ik vind het ook leuk dat je daar elke maand terecht kunt bij de Night Shift, voor nachtschrijvers zoals ik. En ze weet de beste schrijvers te strikken voor gastworkshops. Bij mij ging het echt kriebelen toen ik een performance bij Babs Gons deed, bijvoorbeeld. Maar nu ik vooral poëzie schrijf is de Poetry Academy echt een luxe!”

Laatst schreef je dat je het zonde vindt dat er geen Poetry Slam-wedstrijd meer bestaat in Rotterdam. Welke wensen heb je nog voor literair Rotterdam?

“Eigenlijk vind ik Poetry Slam best intimiderend, omdat het een confrontatie is met je spontane welbespraaktheid. Maar het is ook gewoon zo enorm cool. Ik voel me misschien meer thuis op zo’n open podium zonder grote druk. Aan de andere kant lijkt het me gaaf om mezelf uit te dagen meer los te komen, wat minder perfect proberen te schrijven. Ik heb begrepen dat er wel mensen mee bezig zijn om dit terug te brengen. Dan ben ik de eerste in de rij.”

Benieuwd naar een gedicht van Christine Bosch?

Kijk de IGTV video op Instagram

Mirthe Smeets

Het bericht Christine Bosch is boekhandelaar én dichter: “Je moet willen lezen, en niet te veel van geld houden” verscheen eerst op Vers Beton.

Ons Kent Ons: Gelukswandelen

$
0
0

Tweewekelijks gaan Tara en Ferrie op zoek naar ‘bubbelbrekers’. Waar ontmoeten verschillende groepen elkaar nog, en waar verschuilen ze zich? Deze week liep Tara mee met een gelukswandeling naar het Boijmans.

Op de gesloten afdeling van Antonius op de Nieuwe Binnenweg voor dementerenden staart Hans in een fleurig geblokt overhemd aan tafel voor zich uit. In de gemeenschappelijke ruimte wordt een man in een rolstoel gevoerd, een vrouw loopt in zichzelf prevelend rondjes en buiten slaakt een man in een rolstoel ijselijke kreten. Het is zaterdagochtend en buiten is het een graad of drie. Te midden van dit tafereel staat een groep vrijwilligers om mensen op te halen voor een ‘gelukswandeling’. Joke is van hen de meest ervaren en neemt het voortouw. Al snel is duidelijk dat de vrouw die rondjes loopt zin heeft om mee te gaan. Hans heeft meer overredingskracht nodig, maar daar is Joke de uitgelezen persoon voor. Ze sjort hem uit zijn stoel.

Misja heeft een gave om ogenschijnlijk zware onderwerpen met humor licht te krijgen

Een half uur eerder heeft organisator en kunstenaar Misja Immink de zeventien vrijwilligers in de foyer uitgelegd wat precies de bedoeling is vandaag en welke type patiënten meelopen. Dat varieert van dementerenden, mensen die een herseninfarct hebben gehad tot terminaal zieken. ‘Maar dat hoef je ze niet te vertellen hoor, dat ze terminaal zijn!’ Misja heeft een gave om ogenschijnlijk zware onderwerpen met humor licht te krijgen.

Hij begon zijn initiatief zeven jaar geleden als project voor Museum Rotterdam en loopt inmiddels 200 wandelingen per jaar voor zestien verschillende verzorgingstehuizen. Onderweg krijgen de wandelaars vragen die bedoeld zijn om met elkaar in contact te komen.

Joke ontdekt dat Hans vroeger schilder is geweest. Dat treft, want de ‘gelukswandeling’ van vandaag voert naar Boijmans. Aan de wand van zijn kamer herkent ze de schepen van de Oranjelijn, zelf werkte ze vijftien jaar als cargadoor in de scheepvaart. Ze loopt nu ruim een jaar twee keer per week mee met de wandelingen.

Onthaasten

Moeder Lydia en dochter Melissa zijn voor de eerste keer mee, nadat de laatste op haar werk een presentatie van NL Cares had gekregen. ‘Op hun kalender zag ik dit staan en toen heb ik ons opgegeven.’ Lydia: ‘Je weet dat er veel eenzame mensen zijn en dat vind ik zielig. Het betekent heel veel en wat zijn nou twee uurtjes.’ Het ophalen van de mensen blijkt een tijdrovende klus. Lydia: ‘We zijn altijd zo druk, dit is wel even onthaasten.’ Ze helpt een oudere man in zijn jas die zichtbaar pret heeft in het op handen zijnde uitje. Hij geeft haar zijn telefoon: ‘Doe even in mijn zakkie.’

Voor Wally, die nu voor de vijfde keer meegaat is het een manier om met mensen in contact te komen. ‘Misja wijst dingen aan die je normaal niet opmerkt terwijl je al een dozijn keer ergens langs bent gelopen.’ Ze komt uit Singapore en studeert Health Economics, spreekt nog geen Nederlands en hoopt op deze manier haar vinger achter sociale problematiek in de stad te krijgen.

In een half uur zijn alle vrijwilligers terug in de foyer, de meeste Antoniusbewoners die meegaan met de wandeling zitten in een rolstoel. De vrijwilligers keuvelen ondertussen heel wat af met ‘hun’ patiënten, niemand lijkt last te hebben van de grote verschillen in afkomst, leeftijd of mobiliteit. Wally heeft zelfs het geluk dat de persoon die zij begeleidt Engels spreekt. In het Boijmans aangekomen blijkt dat meneer Van Rooijen in mum van tijd aan ‘zijn’ Djamilla gehecht is geraakt. ‘Ik hoor bij haar!’, zegt hij als een andere vrijwilliger hem probeert te helpen met zijn jas.

Verwondering

Via de goederenlift wordt de club naar de eerste verdieping gebracht. ‘Normaal gaan hier kunstwerken in’, grinnikt de beveiliger. Met een boekje opdrachten gaan de duo’s de Rubenstentoonstelling en desgewenst de rest van het museum verkennen. Vragen als ‘is dit een gelukkig schilderij’, ‘ga op zoek naar klaagwater’ en ‘kijk uit naar troostgroen’ zorgen voor voldoende gespreksstof.

Vragen als ‘is dit een gelukkig schilderij’ zorgen voor gespreksstof

De vele, vele wandelingen gaan Misja nog niet vervelen. ‘Naast de ontmoetingen tussen mensen wil ik ze leren om zich te verwonderen. Ik vind het prachtig als ze met zijn allen staan te turen naar een juichwilg. Als mensen zich blijven verwonderen hebben ze geen tijd om na te denken over terrorisme.’

Hans tuurt zichtbaar in zijn element naar de werken van Rubens. Joke: ‘Het mooiste is om mensen mee te nemen die eigenlijk niet mee willen. Soms hebben ze van die dode ogen, zo noem ik dat. Ze raken helemaal afgestompt als ze in een tehuis zitten. Maar aan het einde van de wandeling zie ik een blos op hun wangen en de schittering in hun ogen. Dan krijg je een kneepje in je hand. Daar doe ik het voor.’

“Aan het einde van de wandeling zie ik een blos op hun wangen en de schittering in hun ogen. Daar doe ik het voor.”

In de overloop naar de vaste collectie hangen zowaar enkele schilderijen met schepen. ‘Kijk, een sleepboot’, zegt ze tegen Hans. Hij wijst haar op de lichtval van het schilderij: ‘Goedendag zeg’. Als ze zelf verdiept is in een schilderij van Maria’s onbevlekte ontvangenis verliest ze Hans heel even uit het oog. Die staart in een kamer verder tevreden uit over de binnenplaats van Boijmans.

Aan het einde van de wandeling door het museum vraagt Djamilla: ‘Hoe vond u het meneer Van Rooijen?’ ‘Heel mooi’, antwoordt hij stralend. Ze gaat even naar het toilet voordat we teruglopen naar Antonius. Van Rooijen: ‘Als je maar wel terugkomt!’

Gelukswandelen is niet alleen een uitstekende manier om uit je bubbel gesleurd te worden, het levert niets minder dan magische momenten op. Of gelukkige.

Over deze rubriek

Steeds vaker klinkt de zorg dat verschillende groepen in de stad zich opsluiten in ‘parallelle samenlevingen’, dat er ‘kloven’ tussen groepen in de samenleving ontstaan. Is Rotterdam aan het segregeren of hoort dat bij de grote stad? Waar ontmoeten verschillende groepen elkaar nog, en waar verschuilen ze zich? In Ons Kent Ons gaan Ferrie Weeda en Tara Lewis op bezoek bij verschillende Rotterdamse bubbels. Soms met, en soms zonder een glas, eh, bubbels.

Meer uit deze rubriek

Tara Lewis

Het bericht Ons Kent Ons: Gelukswandelen verscheen eerst op Vers Beton.

De betere kerstverhalen: tips voor geschiedenis tijdens de vakantie

$
0
0

Historicus Marianne Klerk tipt drie tentoonstellingen waar je tijdens de kerstvakantie een frisse duik kan nemen in de geschiedenis, ver weg van familiegekrakeel en plofkalkoenen.

1. Van Perron Nul Tot Nu in Museum Rotterdam (tot 21 april 2019)

“JUNKS ZIJN OOK MENSEN!” Deze woorden vlogen in juni 1992 achter een vliegtuigje in de lucht boven Rotterdam. Het was een steunbetuiging aan de bezoekers van Perron Nul, een met hekken afgezette plek naast het Centraal Station die tussen 1987 en 1994 zorgverlening bood aan drugsverslaafden. De dag ervoor vlogen er namelijk andere woorden in de lucht: “MARINIERS BEDANKT”, naar aanleiding van de poging van 100 mariniers om Perron Nul met de grond gelijk te maken.

Perron Nul, ca 1993.

Museum Rotterdam biedt een kijkje in de geschiedenis van deze bijzondere opvangplaats. Museumdirecteur Paul van der Laar: “Rotterdam is namelijk meer dan het trotse verhaal.”

“De tentoonstellingsruimte is klein, maar het verhaal is ontstellend groot”

De tentoonstellingsruimte is klein, maar het verhaal is ontstellend groot. Het gaat over een vernietigende drugs die zich in de jaren zeventig verspreidde over het land en vele mensen tot slaaf maakten. Over hoe Rotterdam eind jaren tachtig haar aanpak van heroïneverslaafden veranderde van criminalisering naar humanisering. En het gaat over de mensen die deze verandering in gang zetten, onder wie Dominee Visser en Nico Adriaans.

Dominee Hans Visser – inmiddels met pensioen –  is bekend van zijn Pauluskerk die recent is toegevoegd aan de collectie van het Echt Rotterdams Erfgoed. In het teken daarvan is deze tentoonstelling opgezet. Nico Adriaans is minder bekend, oprichter van de Junkiebond en naamgever aan de stichting die tegenwoordig zorgt voor drugsverslaafden in Rotterdam. Adriaans was zelf een verslaafde. Samen met Dominee Visser initieerde hij Perron Nul. Adriaans overleed aan aids in 1995.

Video’s, foto’s, krantenknipsels en andere objecten vertellen hoe Rotterdam uiteindelijk de gebruiker als patiënt begint te zien. Zo staat in een nisje een koffer met danoontje-achtige cupjes gevuld met methadon. De namen van de gebruikers zijn te lezen op de bovenkant.

Perron Nul sloot in 1994. Waar het eerst een veilige plek bood aan verslaafden en de problemen in de stad wegnam, trok het al snel duizenden gebruikers van buiten Rotterdam aan die voor grote overlast zorgden. Na de sluiting waaierden de verslaafden zich uit over de stad.

Ondanks bezuinigingen, levert Rotterdam nog steeds een brede hulpverlening, van dagbehandelingen tot methadonverstrekking. Perron Nul stond aan het begin hiervan. Vergeet Scrooge en Tiny Tim, dit is het betere kerstverhaal.

2a. “La Guerra. Kunstenaar in Oorlogstijd in Verhalenhuis Belvédère. 

(tot 3 feb 2019; gesloten 24 dec-3 jan)

Dolf Henkes

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Katendrecht ‘Für Wehrmacht verboten’ verklaard uit angst voor opiumverslaving en geslachtsziekten onder de Duitse soldaten. Uit het oog van de bezetter werd het schiereiland al snel een feestoord en tegelijk een schuilplaats voor Joodse Rotterdammers.

Zo kwamen de kunstenaar Wally Elenbaas en zijn Joodse vrouw Esther Hartog terecht op de Rechthuislaan 1b, nu onderdeel van het Verhalenhuis Belvédère. De Katendrechtse schilder Dolf Henkes vond het koppel in 1942 voor een huis waar een brandbom op was gevallen en bracht ze in veiligheid.

De tentoonstelling vertelt over hoe de oorlog zijn sporen achterliet in hun kunst en levens. De titel verwijst naar Henkes’ naoorlogse expositie in Mexico (La Guerra), waar hij het verwoeste Rotterdam toonde op tekeningen en schilderijen.

Vooral Henkes’ werk van de havenverwoestingen uit september 1944 zijn nietsontziend. De begeleidende foto’s van het platgeslagen Katendrecht en de brieven van Henkes verdiepen de beeltenissen van krom-geslagen, zwartgeblakerd staal.  

“Je beseft je hoezeer bommen de tijd kunnen stilleggen, dat is het mooie aan deze tentoonstelling”

De oorlog veranderde zijn kunst. In een brief van net na de bevrijding schrijft Henkes: “Mijn werk is zoo geheel anders. Soms voel ik nog de bombardementen of het opblazen der haven. Het gevolg daarvan is alleen nog maar te schilderen en toch was de verlossing alleen anders dan we denken: altijd moet ik opnieuw beginnen. Het is bodemloos, maar groot.”

Een lijn naar het heden wordt getrokken via het indringende werk van twee Rotterdamse kunstenaars die uit een oorlogsgebied vluchtten: Mosab Anzo (Syrië) en Juan Heinsohn Huala (Chili). Kunst als traumaverwerking in Rotterdam.

De combinatie van kunst, brieven, foto’s, voorwerpen, en interviews waarmee de verhalen worden verteld is een tour de force. Een op het eerste gezicht ludiek detail zijn de verkoolde speculaasjes die een vriend van Henkes vijftien jaar na de oorlog vond in een dichtgeschroeid trommeltje. Je beseft je hoezeer bommen de tijd kunnen stilleggen. Dat is het mooie aan deze tentoonstelling: verhalen die door de tijd heen klieven.

2b. “Boijmans in de Oorlog. Kunst in de verwoeste stad” in Museum Boijmans-Van Beuningen. 

Deze tentoonstelling biedt het grotere plaatje van het voorgaande verhaal. Althans dat probeert het museum. Na het afgerond onderzoek naar de herkomst van de collectie (roofkunst of niet?) en een nieuwe biografie over de controversiële – want nazi-sympatiserende– museumdirecteur Dirk Hannema is  deze tentoonstelling gemaakt. Het blijft echter onduidelijk waar hij over gaat.

De ruimtes tonen een wirwar van kunst, objecten en kunstenaars, en de thema’s per ruimte lijken willekeurig. Enige chronologie bestaat en het materiaal is op zichzelf interessant. Maar telkens rijst de vraag: wat is de relevantie van dit object voor de herkomstkwestie en de positie van Hannema?  

“Wat is de relevantie voor de roofkunstkwestie en controversiële positie van Hannema?”

Op het laatst wordt weliswaar aangestipt dat Hannema controversieel was door zijn ‘grote affiniteit met het nationaalsocialisme’ en zijn ‘benoeming door Mussert tot Gevolmachtigde voor het Museumwezen’. Maar gelijk daarna wordt gesteld dat hij deze titel gebruikte om zich in te zetten voor Joden en andere vervolgden uit het kunstcircuit. Eind goed, al goed dus?

Niet dat ik Hannema wil veroordelen (goed/fout), maar als bezoeker wil ik kunnen oordelen: een verhaal opmaken op basis van een duidelijke selectie van bronnen en objecten. Nu krijg ik slechts een paar regels te lezen aan het einde van de tentoonstelling.

Het eigenaardige is dat er wel een losse ruimte bestaat waar er wordt ingegaan op het herkomstonderzoek.  Als je na de zaal met een 1940-bom het hoekje omgaat, langs de brandweerslang linksaf slaat, dan kom je in een slecht belichte ruimte met lage plafonds die verhaalt over roofkunstkwesties. Helemaal achterin, bij de nooddeuren, zijn interviews te beluisteren met oorlogskunstenaars en oud-museummedewerkers, gemaakt door het Verhalenhuis.

Tip: bezoek liever het Verhalenhuis.

3. “Dit is Cas | Vintage Fotografie van Cas Oorthuys” in het Nederlands Fotomuseum (tot 13 jan)

Stoomsleepboot ‘Europa’ in de haven van Rotterdam (1954)

Grote kans dat je deze tentoonstelling al gezien hebt. Maar zo niet: ga!

Cas Oorthuys fotografeerde vanaf de jaren ’30 tot zijn dood in 1975. Zijn leven stond in het teken van fotografie. Zijn vrouw Lydia archiveerde de foto’s en onderhield de contacten met opdrachtgevers. Zijn archief is bijzonder gestructureerd voor een analoge verzameling. Het herbergt 442 contactalbums waarmee hij snel zijn opdrachtgevers van geschikt beeld kon voorzien. Het Fotomuseum mag zichzelf de trotse eigenaar noemen van deze collectie.

Oorthuys’ oorlogsfoto’s maakten hem beroemd. Hij fotografeerde stiekem het oorlogs bestaan voor het verzet. Zijn Tweede Wereldoorlog-beelden zijn adembenemend. Oorthuys schoot vaak vanuit de heup, snel opdat de Duitsers hem niet betrapten. De Hongerwinterfoto’s treffen je recht in het hart.

“De wijze waarop het Fotomuseum ze bij elkaar heeft gebracht werkt verpletterend”

Na de oorlog fotografeerde hij de Indonesische Onafhankelijkheidsstrijd, gepubliceerd in Een Staat in wording (1947).  Nadien verlegde hij zijn focus van fotografie als politiek wapen naar human interest. Zijn iconische foto’s van naoorlogs Rotterdam pasten perfect bij de wederopbouwidentiteit van de stad. Oorthuys’ fotoboek Rotterdam dynamische stad uit 1959 toont de kunst van staal.

De tentoonstelling is overweldigend mooi. Oorthuys is de koning van het vierkant en zijn zwart-wit is eindeloos. Samen met zijn scherp gevoel voor licht en compositie, brengen de foto’s een ongekende diepte teweeg. Ook al heb je zijn beelden vast eerder gezien, de wijze waarop het Fotomuseum ze bij elkaar heeft gebracht werkt verpletterend.

Vanuit je luie stoel

“De digitale Atlas van Stolk is dé beeldcollectie van de Nederlandse geschiedenis”

PS: Mocht je snakken naar geschiedenis die verder reikt dan de oorlog maar wil je niet uit je luie stoel komen, dan tip ik je de collectie van Atlas van Stolk. De Atlas – een oud woord voor verzameling – omvat ongeveer een kwart miljoen beelden op prenten, affiches, foto’s en tekeningen, van de zestiende eeuw tot het heden. Een groot deel is inmiddels gedigitaliseerd. Het is de enige atlas die altijd is bijgehouden en nog steeds wordt uitgebreid. De grondlegger van de verzameling is Abraham van Stolk (1814-1896), een Rotterdamse houthandelaar met een fascinatie voor vaderlandse geschiedenis. De collectie is in bruikleen gegeven aan de Gemeente Rotterdam, maar kent helaas geen vaste expositieruimte. Wat jammer is, want de Atlas is dé beeldcollectie van de Nederlandse geschiedenis.

Marianne Klerk

Het bericht De betere kerstverhalen: tips voor geschiedenis tijdens de vakantie verscheen eerst op Vers Beton.


Ik hoef niet op vakantie want: de Walk of Fame

$
0
0

visuele column

Op vakantie? Nergens voor nodig. IkRotterdam tekent voor je uit waarom we ook deze kerst gewoon in in onze eigen stad moeten blijven.

Met deze keer: de Rotterdamse Walk of Fame. Ook wel bekend als ‘sterrenstoep’. Een unieke verzameling van betonnen tegels met handafdrukken van nationale en internationale beroemdheden. Maar dan tegenwoordig … op Zuidplein.

IkRotterdam

Het bericht Ik hoef niet op vakantie want: de Walk of Fame verscheen eerst op Vers Beton.

Taalles: Eerzame mensen

$
0
0

Tweewekelijkse column

Said El Haji geeft Nederlandse taalles in Rotterdam en schrijft over de bijzondere gebeurtenissen en mensen in zijn klas. Deze keer: over twee jongens die de eer van hun moeder komen verdedigen. 

Ik was aan het vertellen over de verbuiging van bijvoeglijk naamwoorden toen zij, een kwartier te laat, binnenkwam: Fadila. Een Marokkaanse vrouw van vijfenvijftig die altijd in stilte kwam en ging alsof ze er een heilige plicht in zag om niet opgemerkt te worden. Ik zei niets van haar late binnenkomst en ging verder over de verbuiging van bijvoeglijk naamwoorden. Pas toen ik klaar was, en de cursisten aan het werk had gezet, ging ik bij Fadila zitten om het nog eens persoonlijk uit te leggen. Toen ging haar telefoon. Ik zei dat ze niet mocht opnemen. ‘Je bent al laat en nu wil je ook nog bellen terwijl ik met je aan het praten ben?’ 

Ze verstarde, alsof ik haar een oneerbiedig voorstel had gedaan.

Weer ging haar telefoon.         

‘Laat maar gaan,’ zei ik.

Maar nee, ze pakte de telefoon uit haar tas, duwde me opzij en beende weg. In de deuropening draaide ze zich om en snauwde: ‘Jij gaat niet zeggen of ik mag bellen. Wat als er iets met mijn kinderen aan de hand is? Ga jij ze dan verzorgen?’

Tien minuten later was ze weer terug. Maar ze was niet alleen. Ze had twee potige jongens van om en nabij de twintig jaar oud bij zich. Dit waren dus haar kinderen en ze begonnen mij direct op hoge toon de les te lezen. ‘Dit is onze moeder, broer!’ zeiden ze. ‘Jij gaat niet tegen haar zeggen dat ze niet mag bellen. Snap je dat, broer?’

Ik legde uit dat het een algemeen geldende regel is die al in de eerste les aan hun moeder was gecommuniceerd. ‘Ik mag hopen dat jullie daarvan ook op de hoogte zijn, want alle regels heb ik op papier aan jullie moeder meegeven in een map.’

De jongens luisterden niet. Ze vonden dat ík moest luisteren. ‘Luister, broer!’ overstemden ze steeds. Maar er was geen touw aan vast te knopen. Ze waren immers gekomen om de eer van hun moeder te verdedigen. De jongste van de twee, en ook de brutaalste, kwam met een verhaal op de proppen wat moest aantonen dat hij een geleerde was ‘Je moet niet denken dat ik dom ben of zo. Ik zit op Erasmus, broer.’  

“‘Jullie moeder is onze zus,’ suste hij, maar zijn poging vergrootte het tumult alleen maar”

Aan mijn zijde stond inmiddels Osman, de uitgeputte vechter uit Irak. Hij zag de boel in het honderd lopen. ‘Jullie moeder is onze zus,’ suste hij. Zijn poging vergrootte het tumult alleen maar. De broers vonden hem een bemoeial en begonnen ook tegen hem tekeer te gaan.

‘Ga weg, broer! Donder op!’

Ik zei tegen Osman dat hij weer naar zijn plek moest gaan. Vervolgens begeleidde ik de twee jongens vriendelijk doch dringend naar de gang, waar ik hen liet tieren. Ik begreep inmiddels uit hun woorden dat hun moeder aan suikerziekte leed. Ik knikte begrijpend en zweeg, voelde geen enkele aandrang te vertellen dat er nog vier andere mensen in de klas zaten met dezelfde ziekte. Ook liet ik mijn vragen omtrent het belgedrag van hun moeder zitten. Ik kon wel gaan vertellen dat ze hun zaakjes voortaan beter op orde moesten brengen, maar ik deed het niet. Ik wilde ze gewoon zo snel mogelijk weg hebben, zodat ik verder kon met mijn les. En eindelijk gingen ze.

“Ik dank God dat jij ook Marokkaan bent, anders zouden we de schande van het land zijn”

Terug in de klas pakte ik mijn whiteboardstift en ging verder over de verbuiging van bijvoeglijk naamwoorden, alsof er niets gebeurd was. Iedereen was muisstil en deed ook alsof er niets gebeurd was. Het werkte uitstekend. De rust keerde weer.    

In de pauze ging ik bij Fadila zitten. Zij oogde afwezig en was nog danig aangeslagen.

‘Wil je naar huis?’ vroeg ik.

‘Nee.’  

Ik vroeg of ze begreep waarom het zo uit de hand was gelopen.

Ze greep mijn arm. ‘Ik dank God dat jij Marokkaan bent, en een Riffijn net als ik,’ zei ze, ‘anders zouden we nog voor het vallen van de avond de schande van het land zijn.’

Said El Haji

Het bericht Taalles: Eerzame mensen verscheen eerst op Vers Beton.

Silvana Sodde: “Fictie laat zien hoe de stad óók kan zijn”

$
0
0

Interview bij de nieuwe samenwerking met The Writer’s Guide

Vers Beton en The Writer’s Guide (to the Galaxy) gaan samenwerken! Elke drie maanden publiceren we een literair stadsverhaal dat speelt in Rotterdam. Om de samenwerking in te wijden sprak Kim van Hees met oprichter Silvana Sodde.

Het interview vindt plaats op Silvana’s kantoor aan de Gouvernestraat. Toch heeft het hoekpand meer weg van een huiskamer, met een grote tafel, boekenplanken en de comfortabele bank met veelkleurige kussens. Er ligt zelfs een hond te slapen in de hoek. En dat is precies de bedoeling, vertelt Silvana. “De omgeving voor schrijfonderwijs is belangrijk. Het moet gezellig, warm en veilig zijn. Vandaar dat we hier allerlei kussentjes en toestanden hebben.”

Hoe ben je met The Writer’s Guide begonnen?

“Eigenlijk had ik niet van tevoren bedacht dat het zou worden wat het nu is. Ik gaf les in creatief schrijven bij SKVR. Een vrij traditioneel onderwijsinstituut, net als veel andere Rotterdamse schrijopleidingen. Ik miste daar de speelsheid en vrijheid die volgens mij heel belangrijk zijn voor kunstonderwijs. Daar had ik een groepje cursisten dat door wilde met schrijven na een aantal cursussen. Dus regelde ik een schrijfgroep en merkte dat het heel leuk was om het op mijn manier te kunnen doen.

De eerste cursus ging heel goed, en daarna kwamen er meer groepen, workshops en evenementen. Nu hebben we naast de cursussen en workshops ook schrijfnachten, literaire avonden en feministische open mic avonden.

“Als mensen zich op hun gemak voelen, kan het creatieve proces beter op gang komen”

Ook hebben de cursisten steeds meer succes. Op het moment heb ik twee cursisten die een contract hebben en een boek aan het schrijven zijn. Dat is heel leuk. Eén cursist begon haar verhaal ook hier. Andere schrijfcursisten hebben aan wedstrijden meegedaan en prijzen gewonnen. The Writer’s Guide is dus heel organisch ontstaan. Pas vorig jaar vond ik dat het tijd werd om echt eens een stichting op te zetten.”

Hoe richt jij de cursussen in?

“De cursus voor gevorderden is als een boekenclub, maar dan met je eigen teksten. Schrijvers leveren één keer in de twee weken iets in voor hun persoonlijke project. Iedereen leest elkaars werk en er wordt besproken wat de anderen goed vonden en wat er beter kan.  De beginnerscursussen zijn wel meer gebaseerd op opdrachten. Een traditionelere vorm misschien, maar de voorbeelden voor de stijl kunnen ook uit rapteksten en op netflix-series komen. Ik werk niet alleen met voorbeelden uit hoge literatuur, maar juist ook uit popcultuur. Het kan je helpen om naar een ander medium te kijken.”

Wat wil je met The Writers Guide bereiken?

“Ik heb vanaf het begin echt gehandeld naar wat ik leuk en goed vind. Hierdoor is The Writer’s Guide een weerspiegeling van wat ik ben en wat ik belangrijk vind. Ik vind het bijvoorbeeld heel belangrijk dat schrijf– en kunstonderwijs voor iedereen toegankelijk zijn. Mensen vinden kunst vaak elitair, maar dat hoeft niet zo te zijn. Iedereen moet zich welkom en veilig voelen. The Writer’s Guide moet niet aanvoelen als een school of een instituut. In plaats daarvan moeten mensen het gevoel hebben dat ze bij de gekke buurvrouw op bezoek gaan, of de gekke schrijfjuf. Als mensen zich op hun gemak voelen, kan het creatieve proces beter op gang komen. Daarom zit ik ook graag in deze buurt.”

“Fictie kan soms waardevoller zijn dan de actualiteit”

Wat vind je van het literaire klimaat in Rotterdam?

“Veel van het Nederlandse literaire leven speelt zich af in Amsterdam, veel schrijvers wonen daar en veel grote uitgeverijen zijn daar ook gevestigd. In Rotterdam is relatief weinig. Door schrijf- en literatuuronderwijs aan te bieden hoop ik dat er ook hier meer mensen gaan schrijven of een uitgeverij of literair tijdschrift beginnen. Rotterdam is een stad met zo veel verschillende culturen en mensen. Die kunnen een vernieuwende invloed hebben op het literaire klimaat. Ik ben benieuwd wat er gebeurt als er meer Rotterdammers gaan schrijven. 

Ik hou echt van deze stad. Iedereen leeft door elkaar, en soms langs elkaar. Ik vind het leuk dat Rotterdam soms een zooi is. Het is niet heel netjes, niet pretty of homogeen. Nette straten en armoede wisselen zich af. Ik voel me thuis, omdat het niet uitmaakt wie je bent of wat je doet. Niks is raar. Ik hoop dat dat blijft.”

“Ik denk dat wij dezelfde doelstelling hebben: we willen de stad verbeteren”

Hoe is de samenwerking tussen Vers Beton en The Writer’s Guide begonnen?

“Hoofdredacteur Eeva Liukku sprak me een keer aan omdat zij het interessant vond om meer met literatuur te doen binnen Vers Beton. Toen kwam ze bij mij uit, en ik vond dat meteen een goed idee. Ik denk dat wij dezelfde doelstelling hebben: we willen de stad verbeteren. Hoe het gaat met de stad gaat ons heel erg aan het hart.

Fictie is een manier om te laten zien wat er in de stad gebeurt. Het is niet waargebeurd op een letterlijke manier, maar fictie kan laten zien wat er zou kunnen gebeuren of hoe het zou kunnen zijn. Fictie kan soms waardevoller zijn dan de actualiteit, omdat het een andere, even goed mogelijke werkelijkheid toont.

Fictieschrijvers weerspiegelen de samenleving waarin ze leven. Ze zijn verbonden aan een tijdgeest. Door middel van fictie kun je iets laten zien over de stad, over de inwoners. In die zin zit er dus zeker overlap tussen Vers Beton en The Writer’s Guide. Ons doel is hetzelfde, alleen de vorm is anders.”

Wat verwacht je van de samenwerking?

“Literatuur is niet iets waar iedereen even makkelijk mee in aanraking komt. Ik hoop dat we door het publiceren van onze verhalen, meer mensen geïnteresseerd krijgen in literaire fictie. Daarnaast is het natuurlijk een goed platform voor onze cursisten. We hebben zo veel goede schrijvers, die hard werken, het is mooi dat Vers Beton hen een plek biedt om gelezen te worden.”

Het eerste stadsverhaal wordt net voor de kerst gepubliceerd. Kun je er alvast iets over zeggen?

“In het eerste verhaal brengt iemand die naar Rotterdam is geëmigreerd een bezoek aan haar Vlaamse oma’s. Het is een liefdevol verhaal, maar het spreekt ook over de eenzaamheid van alleen naar Rotterdam komen en je thuis verlaten. De schrijver, Celine Vervaet, kan heel goed schrijven, ze kan echt heel goed schrijven. Meer ga ik er niet over verklappen!”

Kim van Hees

Het bericht Silvana Sodde: “Fictie laat zien hoe de stad óók kan zijn” verscheen eerst op Vers Beton.

Minicollege: hoe kan Rotterdam het beste reageren op de depressie-epidemie?

$
0
0

Er waart een depressie-epidemie in Rotterdam: volgens de Rotterdamse Feitenkaart Depressie heeft 39% van de inwoners een matig risico op depressie of angststoornissen en 8% een hoog risico. In zijn minicollege tijdens Studio Erasmus, legde filosoof Bert van den Bergh uit hoe de stad moet reageren op deze cijfers.

De gemeente heeft daarom van depressie een strijdpunt gemaakt in het plan Rotterdam Vitale Stad van 2016 tot 2020. Is de stad daarmee de goede weg ingeslagen? 

“Pilletje, gedragstherapie, of een snufje mindfulness is niet genoeg en nooit genoeg”, stelt Van den Bergh. Hij ziet depressie niet als een hersenziekte of –aandoening, maar als “elementair resonantiegebrek”. Dit is een basale onafgestemdheid van de mens met haar omgeving en zichzelf.

In dit minicollege legt hij dit verder uit aan de hand van het nieuwe Rotterdam Centraal, waar de overgang van binnen naar buiten klopt, en het gevoel altijd goed is.

Bovendien geeft hij een oplossing, iets wat wij allen kunnen doen. Benieuwd? Kijk dan hier het minicollege.

Marianne Klerk

Het bericht Minicollege: hoe kan Rotterdam het beste reageren op de depressie-epidemie? verscheen eerst op Vers Beton.

Toekomst in Rotterdam? Voor wie dan?

$
0
0

Opinie

Iedere vrijdag serveren de Beste Stuurlui van Vers Beton een prikkelende mening voor bij je vrijmibo. Dit keer een extra lange editie, want aan de kersttafel moet er ook wat te bespreken vallen. In een verdeelde stad vertelt Tara Lewis een kerstverhaal over kapitaal, slimme politiek en revolutie.

Onrust en onbehagen. Dat zijn de sentimenten die ik deze feestmaand proef in deze stad. Rotterdam staat op een kantelpunt, als een huwelijk dat op knappen staat. Doft ze zich op voor een hete date met investeerders en beleggers? Of zet ze alles op alles om het huwelijk met haar trouwe echtgenoot te redden door de huidige bewoners te outilleren, met een inkomen, huis, een toekomst? Ik denk dat het merendeel van de Rotterdammer volmondig voor dat laatste pleit.

Succes is geen keuze

Ooit was de kern van het verschil tussen links en rechts niet klimaat of migratie, maar een ideologische tegenstelling over de verdeling van welvaart. Links vond dat deze welvaart eerlijk verdeeld moest worden, een taak van de overheid. Ondertussen pleitte rechts voor een vrije economie waarin hardwerkenden nu eenmaal meer verdienen dan de rest. Wie arm is, werkt simpelweg niet hard genoeg. Eigen schuld, dikke bult.

Mijn politieke kleur is in de jaren vaak veranderd. Als zestienjarige was ik gecharmeerd van de nukkige, principiële houding van Ad Melkert en werd ik spontaan lid van de PvdA. Vanaf mijn achttiende maakte ik ineens een ruk naar rechts. ‘Succes is een keuze’, verklaarde ik enthousiast, want iedereen kan toch zeker werken? Ik was wars van zielige huilallochtonen die klaagden dat ze te weinig kansen krijgen in deze maatschappij. Mij lukte het tenslotte ook, was mijn drogredenering. Daarbij vergetend dat ik uit een VPRO-nest kom, met twee hoogopgeleide ouders, en toch net een wat ander rugzakje bij me draag dan de meeste tweedegeneratiemigranten.

Inmiddels weet ik dat er wetenschappelijk bewijs is voor de erfelijkheid van armoede. Dat de omstandigheden waarin je opgroeit bepalend zijn voor de kansen die je krijgt. Hardwerkende, supergemotiveerde kinderen zullen zich altijd een weg uit een armoedig milieu kunnen boksen. Maar degenen die dat niet lukt, zijn niet schuldig aan hun eigen omstandigheden. Kortom: succes is voor veel mensen helemaal geen keuze.

“We worden zogenaamd steeds rijker, maar een groot deel van deze stad deelt daar niet in mee”

We wonen in de armste stad van Nederland. Vorige week kreeg iedere autobezitter een brief in de bus met de boodschap dat parkeren met zeventig procent duurder wordt. De bittere pil werd opgeleukt met boodschappen als: ‘Rotterdam blijft groeien, we willen meer groen en speelplekken voor onze kinderen. (…) Nu loopt het tarief meer in de pas met andere grote steden.’

We worden zogenaamd steeds rijker, maar een groot deel van deze stad deelt daar niet in mee. In plaats daarvan wordt de kloof tussen arm en rijk groter – een bekend verschijnsel van het neoliberale model. Ons sociale vangnet is inmiddels tot op het bot uitgekleed en een baan hebben biedt geen enkele garantie. Een grote groeiende groep zzp’ers is voor hun inkomen volledig afhankelijk van variabelen waar ze zelf geen invloed op heeft. Ik ben vandaag aan het werk, ondanks griep, omdat er simpelweg geen alternatief is.

Wie wel een vast inkomen heeft, mag dankbaar zijn als hij een betaalbaar dak boven zijn hoofd heeft. Wie denkt aan gezinsuitbreiding, kan het momenteel in deze stad wel vergeten. Om het cadeau – want dat is leven in Rotterdam tegenwoordig – van een fleurige kerststrik te voorzien, verdubbelt de gemeente de parkeertarieven. Mijn weerzin over deze brief ging niet om die paar euro, maar om het truttige, betuttelende, badinerende kuttoontje waarmee het aan de man werd gebracht. Over deze stad die we aan het voorbereiden zijn op de toekomst, mooi in de pas met de rest van Nederland. Toekomst? Welke toekomst en voor wie?

De ware tegenstelling

Deze machteloosheid die mij soms overvalt, is precies het sentiment van groeiende sociale onvrede dat een rijke voedingsbodem vormt voor populisten. Zij weten dit narratief echter zo te spinnen dat de tegenstelling in onze stad tussen wit en zwart is. Quatsch! Onzin! Het gaat over een verdeling tussen kapitaalkrachtigen en ‘de gewone arbeider’! De onvrede is het gevolg van drie kabinetten VVD aan het roer.

“Populisten weten het narratief zo te spinnen dat de tegenstelling in onze stad tussen wit en zwart is. Quatsch!”

De retoriek van ‘succes is een keuze’ blijkt onwaar. In maart hadden we de kans om haar te vervangen met een oud ideaal waarin burgers die hard werken de mogelijkheid hebben om een toekomst op te bouwen in hun stad. Het politieke debat werd echter gekaapt door onzindiscussies over identiteit. Hierna wierp Vincent ‘goldenboy’ Karremans zich op als redder in nood die de oplossing bood: geen gezeik, bouwen, bouwen, bouwen. Logisch dat hij een van de winnaars was deze verkiezingen. Logisch ook dat met een liberaal in het centrum van de macht, de verdeling in de stad nog schever wordt.

Alleen voor de hoogste bieder gaat de rode loper uit

Dus wij krijgen in de armste stad het duurste huis van Nederland? Daar draait je maag zich toch van om? Waarom worden investeerders niet gedwongen om betaalbare huizen te bouwen? Zolang wij blijven ruziën over ‘wil de echte Rotterdammer opstaan’ gaat onze stad in de uitverkoop naar de hoogste bieder. Landelijk is het beleid namelijk ook al: Investeerders, welkom! Beleggers, zal ik even de deur openhouden? Kijk maar eens naar deze website, speciaal opgetuigd voor buitenlandse investeerders. Een extra bewijs: Follow the Money berichtte eerder dit jaar dat het woningtekort een gevolg is van het ‘Falen van Rutte’.

Tijd voor revolutie

Holle retoriek, uitgelichte onderlinge verschillen en een nijpend gebrek aan politiek engagement hebben van Rotterdam een vat vol tegenstrijdigheden gemaakt. In onzekere tijden gaan we op zoek naar schuldigen. Deze stad zou zoveel meer potentie hebben als we inzien dat dit niet boze witte mannen of boze zwarte vrouwen zijn. Ik kan niet anders dan tot de slotsom komen dat het (het spijt me, Vincent!) het grootkapitaal is, dat als een moddervette Amerikaan steeds dikker wordt, terwijl hardwerkende burgers het nakijken hebben.

Ik wist lang niet of ik links of rechts ben. Wat ik zeker weet is dat we deze stad niet uit moeten leveren aan speculanten, beleggers en investeerders; dat het grootkapitaal over het algemeen niet bezig is met leefbaarheid, toekomst of een prettige stad, maar met winst. Daarmee heb ik onverhoopt de Marxist in mezelf ontdekt, want ik snak naar een revolutie.

Tara Lewis

Het bericht Toekomst in Rotterdam? Voor wie dan? verscheen eerst op Vers Beton.

Campagne-update #fundeerjemening

$
0
0

Kerstactie: geef een supporter cadeau

We zijn nu ruim 3 maanden verder na de start van onze campagne om supporters te werven. We geven je graag een update over de voortgang. En: geef een supporterschap cadeau voor onder de kerstboom!

Op 10 september van dit jaar hebben we het roer omgegooid: we zijn gestart met een verdienmodel, gedragen door supporters. Lezers en sympathisanten kunnen nu supporter worden van Vers Beton door een maandelijkse een bijdrage vanaf 6 euro of een jaarlijkse bijdrage vanaf 65 euro.

Lees hier waarom het nodig is

Na 3 maanden campagne voeren staat de teller op iets meer dan 350 supporters. Daar zijn we zeker niet ontevreden over. Het liefst willen we nog voor het einde van dit jaar de grens van 500 supporters passeren. Was je al van plan om supporter te worden, maar heb je het nog niet gedaan? Doe dat dat meteen, het kost je slechts een paar minuten:

Ja, ik word supporter!

We hebben wat leuke weetjes over de eerste supporters: de gemiddelde leeftijd van onze supporters is 51 jaar. De helft van de supporters kiest voor een maandelijkse betaling en de andere helft voor een jaarlijkse betaling: we zijn dus blij dat we deze keuzemogelijkheid hebben ingebouwd. Zo’n 10% van de mensen heeft ervoor gekozen om bij de eerste betaling een extra donatie te doen. Heel erg sympathiek, en dat kunnen we goed gebruiken!

2019 wordt pas écht spannend

2018 was voor ons spannend omdat we dit nieuwe systeem moesten opzetten, een nieuwe website wilden lanceren, de campagne moesten voorbereiden en starten en dan hopen dat het een beetje aanslaat. Maar volgend jaar wordt pas écht cruciaal: in 2019 moet blijken of het ons lukt om op deze manier te kunnen blijven bestaan én om te blijven groeien.

Want we zijn er nog niet. Om een stabiele, onafhankelijke redactie te kunnen draaien hebben we minstens 2000 supporters nodig. Dat betekent dat we nu 17,5 % van ons doel binnen hebben. In 2019 moet die resterende 82,5% wel over de brug komen.

Dankzij een exploitatiesubsidie van het Stimuleringsfonds van de Pers, bedoeld om dit nieuwe verdienmodel op poten te zetten, hebben we gelukkig een beetje ademruimte. Maar als het geld van de exploitatiesubsidie op is, vermoedelijk halverwege 2019, moeten we op eigen benen kunnen staan.

Met het huidige aantal supporters halen we het eind van 2019 niet

Ik heb als feedback gekregen op de campagne dat we duidelijker moeten zijn wanneer de deadline is. Ik heb er voor mijzelf ook een beetje omheen gedraaid, omdat ik eigenlijk niet over mijn lippen krijg wat de uiterste consequentie is als we niet genoeg supporters krijgen: dan gaat de stekker eruit. Ik hoop altijd dat dat niet hoeft, dat we dan wel weer iets anders verzinnen. Maar ja, die optie bestaat wel degelijk en is reëel. Die deadline hangt óók af van andere inkomsten, maar: we hebben grofweg nog een half jaar. Met het huidige aantal supporters halen we het eind van 2019 in elk geval niet.

Onderzoekssubsidie

Hoe zit het dan met die subsidie die we laatst hebben ontvangen? De trouwe lezer weet dat we onlangs een andere onderzoekssubsidie van het SVDJ toegewezen gekregen om in samenwerking met OPEN Rotterdam in 2019 aan onderzoeksjournalistiek te doen. Dat kan oplopen tot 152.000 euro. Ik hoor je denken: mooi bedrag, kunnen jullie het daar niet een tijdje mee rekken? Het antwoord is: nee. Deze subsidie lost ons probleem niet op. Sterker nog: het maakt ons probleem zelfs nog urgenter.

Dat zit zo: geld van deze subsidie is bestemd voor onderzoeksjournalistiek. Hier kunnen we een een aantal onderzoeksjournalisten van ons en beeldjournalisten van OPEN voor betalen, om aan langer lopende dossiers te werken. Een langgekoesterde wens die in vervulling gaat!

Echter, deze subsidie is louter bedoeld voor diepgravende onderzoeksjournalistiek, die kan en mag niet gebruikt worden om overheadkosten mee te dekken. Anderzijds gaan we ervan uit dat de artikelen die we gaan publiceren dankzij deze onderzoekssubsidie, ook weer supporters gaan opleveren, dus wat ons betreft is dat een win-win. Niettemin kan dit project alleen worden uitgevoerd als de basis van Vers Beton is bekostigd.

Gelukkig hebben we er vertrouwen in dat ons doel te halen valt. Er zijn nog heel veel mensen die ons op wekelijkse basis lezen, zo zien we in de statistieken, maar ons nog niet steunen. (Misschien ben jij er wel zo één.)

Ik schrijf mij meteen in!

Doe mee met de kerstactie: geef een supporter cadeau

Misschien ben je al supporter. Of ken je iemand die volgens jou óók supporter moet worden maar éven dat zetje nodig heeft. Maak dan nu gebruik van onze kerstactie:

Geef geheel vrijblijvend een supporterschap van 2 maanden cadeau voor 12 euro. Hierna krijgt hij of zij een mail van ons met de vraag of het supporterschap verlengd kan worden.

Als supporter:

  • Kun je reageren op artikelen;
  • Verschijnt er geen pop-up banner meer;
  • Ga je met flinke korting naar events van debatcentrum Arminius;
  • Ga je gratis naar Vers Beton LIVE;
  • En maak je onafhankelijke journalistiek over Rotterdam mogelijk!

Doe mee met de kerstactie!

Ja, Ik geef 2 maanden support aan Vers Beton weg als kerstcadeau!

PS: Bij de kerstactie kun je, als je wilt, ook een extra donatie doen!

Wat gaan we verder nog doen het komende jaar?

Supporters zijn de belangrijkste kurk waar ons platform op gaat drijven, maar om onze financiële toekomst nog stabieler te maken, gaan we de volgende dingen verder uitbouwen:

Grotere donaties mogelijk maken

We zijn door een aantal mensen benaderd die grotere donaties willen geven. Dat is natuurlijk ook heugelijk nieuws en dat is zeker mogelijk. We hebben echter nog geen ANBI status, wat het voor donateurs fiscaal aantrekkelijker maakt om te schenken. Volgend jaar gaan we onderzoeken hoe we een aparte stichting in het leven kunnen roepen die donaties bestemd voor journalistiek kan ontvangen die wél een ANBI status heeft.

Vacaturebank en advertenties

Onze nieuwe site biedt ook de mogelijkheid om een vacaturebank op te zetten. Daar hebben we de afgelopen maanden al een voorzichtige start mee gemaakt, maar in 2019 gaan we verder werken aan een vacaturesite die de leukste vacatures in en om Rotterdam op een rijtje zet! Daarnaast blijven wij op zoek naar adverteerders die naadloos aansluiten bij de interesses en de belevingswereld van onze lezers.

Productiehuis

Naast onze website pakt Vers Beton tal van andere projecten op. We organiseren debatten, verzorgen volledige publicaties, we maken podcasts, we schrijven opinies voor andere media…dat alles in opdracht van andere partijen. Hier gaan we uiteraard mee verder! Bekijk onze pagina over het productiehuis voor onze portfolio.

Ben je geïnteresseerd om een grotere donatie te doen, wil je meer weten over de vacaturebank of over het productiehuis. Neem dan contact op met uitgever van Vers Beton Hilde Westerink: hilde@versbeton.nl

Zo kun je meehelpen met de campagne

  • Ken je een Vers Beton sympathisant die even een zetje nodig heeft om lid te worden? Maak dan gebruik van de kerstactie en geef vrijblijvend 2 maanden cadeau
  • Verspreid het woord: deel onze oproep voor supporters op social media: zoals dit artikel en gebruik #fundeerjemening #supportversbeton
  • Heb je een semi-publieke locatie waar je een poster kwijt kunt? Laat het ons weten via info@versbeton.nl en dan zorgen wij dat je een poster krijgt!
  • Ben je betrokken bij een club / netwerkbijeenkomst / gezelschap waar veel (potentiële) Vers Beton lezers zitten? Wij komen graag een praatje houden over Vers Beton. Neem contact op met info@versbeton.nl
  • We klinken als een vastgelopen plaat, maar: ben je nog geen supporter? Word dan direct lid! Dat doe je hier.

Heb je een ander idee hoe je ons kunt helpen? Mail ons op info@versbeton.nl

Eeva Liukku

Het bericht Campagne-update #fundeerjemening verscheen eerst op Vers Beton.

Christian Jongeneel over zijn eerste roman: “De strijd tussen goed en kwaad is overal”

$
0
0

Interview

Christian Jongeneel, Raad van Advies-lid van Vers Beton, heeft na 20 jaar als non-fictie-schrijver, zijn eerste roman uitgebracht. Magda is overal is een verhaal over migratie, de gebeurtenissen op 9/11 en Rotterdam. 

Het boek Magda is overal geldt als Nederlands eerste, grote 9/11 roman. Het neemt de lezer mee op reis in de radicalisering van hoofdpersoon Dede Singh. Het raakt ideologische kwesties, verspreid over een lange tijd en veel plaatsen. Kim van Hees sprak de schrijver in een prachtig huis met een gure geschiedenis. De perfecte basis voor een boek over valse tegenstellingen.

De meeste mensen zullen kennen je als een wetenschapsjournalist, waarom schreef je een roman?

“Ik ben begonnen in fictie. Daarna ben ik de journalistiek ingegaan. Ik heb mijn eerste roman geschreven toen ik 15 was, en ik schreef verhalen in de schoolkrant. Maar toen ik ging studeren had de universiteitskrant geen behoefte aan fictie. Zo ben ik journalist geworden. Ik heb er mijn beroep van gemaakt, om mijn promoveren in wetenschapsjournalistiek te kunnen financieren.

Maar ik ben ook altijd fictie blijven schrijven en heb wat korte verhalen gepubliceerd. Magda is overal is 20 jaar in de maak geweest. De eerste versie was in 2004 af. Destijds gaf een uitgever me het advies om het boek te splitsen, omdat er twee hoofdthema’s in zijn. Ik was daardoor zo ontmoedigt dat ik het project heb laten liggen. Recentelijk vroeg Douane of ik nog een Rotterdamse roman had liggen, en bij hen heb ik het boek afgemaakt.”

Jouw boek wordt de eerste grote 9/11 roman van Nederland genoemd. Waarom heb je dit genre gekozen?

“De gebeurtenissen op 9/11 hebben het denken over de multiculturele samenleving in een klap veranderd”

“De aanleiding voor het boek was de aanslag op de Twin Towers in New York op 11 september 2001. Ik wilde erover schrijven omdat de gebeurtenissen op 9/11, het denken over de multiculturele samenleving veranderd hebben.

Er waren altijd al wrijvingen over immigratie, maar door 9/11 drong geweld zich op, met globale relevantie. Nog steeds. Wel is onze kennis van de drijfveren van de Jihad vergroot door de tijd heen – die kennis heb ik toegevoegd aan het verhaal.”

Hoeveel research heb je gedaan?

“Het boek is fictief, maar het is belangrijk dat de details kloppen om de sfeer goed te kunnen beschrijven, vooral met een historisch onderwerp. Ik schrijf bijvoorbeeld ook over Suriname in de jaren dertig. Dan moet je wel de details weten: hoe de huizen eruitzagen of welke vis mensen aten. Die details zijn nodig om het boek realistisch te maken.

Soms kwamen stukjes geschiedenis ook net goed uit voor het verhaal. Veel historische parallellen waren gepland, maar bijvoorbeeld de symboliek tussen de tweeling en de torens waren als symbolische puzzelstukjes die in elkaar vielen.”

Je boek beperkt zich niet tot 2001. Wat is de verbinding tussen 9/11 en Rotterdam?

Magda is overal gaat over immigratie en emigratie. Over de verwarring die mensen ervaren als zij zich ‘overplanten’. Rotterdam is een immigratiestad, daarom wilde ik ook de geschiedenis daarachter vertellen. Het thema migratie bindt de drie verhaallijnen, en de vele plekken die erin komen.

“Magda is overal gaat over immigratie en emigratie en de verwarring die mensen ervaren als zij zich ‘overplanten’”

Het feit dat mensen bereid zijn hun leven op te offeren voor wat zij als de goede zaak ervaren, vind ik daarnaast een heel interessant thema, psychologisch gezien. Ik vroeg me af wat mensen dreef naar de gewelddadige vernietiging van bevolkingsgroepen die een andere ideologie aanhouden.

Dat fenomeen wilde ik historisch onderzoeken. Zo’n gewelddadige beweging als de huidige Jihad bestond ruim honderd jaar geleden namelijk ook. De Anarchisten van rond 1900 zagen vernietiging als een belangrijk middel voor maatschappelijke vooruitgang. Zij hadden bijvoorbeeld een hand in de aanslag in Sarajevo, wat de aanleiding was voor de Eerste Wereldoorlog. Ik vond het interessant om de parallel te trekken tussen deze beweging en de  huidige situatie met zijn achterliggende redenen.

Er zijn ook historische overeenkomsten in Rotterdam zelf. Honderd jaar geleden was Rotterdam de plek waar men van Europa naar Amerika ging. Het was de belangrijkste emigratiestad van het vasteland van Europa. Het was ook een immigratiestop voor mensen uit de provincie. Mensen uit de provincie zagen door de reistijd vaak hun familie niet meer terug. Dat is nu totaal veranderd, de wereld is door technologie en infrastructuur kleiner geworden, en er is een snellere uitwisseling van ideeën. Ook de effecten van die globalisering wilde ik meenemen.

“De strijd tussen goed en kwaad is overal. Zowel in Rotterdam als in New York”

Wil je met je roman het kwaad bestrijden?

“Met een roman kun je goed inzicht geven in een onderwerp. Maar je moet je als schrijver in dit geval beseffen dat goede en het kwade kan niet zonder elkaar kunnen bestaan. Om echt inzicht te geven heb je wel een gebalanceerd beeld nodig. Ik heb dat gesymboliseerd met de karakters Magda en Dede. Zonder het kwaad is het goede niet goed, ondanks dat goed en kwaad ook diametraal tegenover elkaar staan.

Ik denk: praktisch gezien moet je streven naar het goede, en het kwaad bestrijden. Maar je hebt met allebei te dealen. Concreet gezegd kun je de positieve kant en de negatieve kant van globalisering niet los zien van elkaar.  Het kwade in dit geval, is een gevoel dat een mens zich niet thuis voelt waar hij of zij woont, of erger. De strijd tussen goed en kwaad is overal. Zowel in Rotterdam als in New York. De strijd tussen Magda en Dede is overal.

Winactie

Ben je benieuwd naar het boek? Vers Beton mag twee exemplaren van Magda is overal weggeven! Mail naar info@versbeton.nl en vermeld je naam + postadres. Winnaars krijgen donderdag 27 december bericht.  

Kim van Hees

Het bericht Christian Jongeneel over zijn eerste roman: “De strijd tussen goed en kwaad is overal” verscheen eerst op Vers Beton.


Vermeyden Delicatessen: “Het is hier soms net een maatschappelijk gebeuren”

$
0
0

Interview in de serie ‘Anders Nog Iets?’

“Wilt u iets nieuws proeven?”, vraagt Rob Sies terwijl hij een stukje kaas aanreikt over de toonbank. Intussen pakt hij zorgvuldig de vers gesneden San Daniele-ham voor zijn klant in. Geen enkel mens beantwoordt zo’n vraag met nee, in de winkel van Vermeyden Delicatessen aan de Nieuwe Binnenweg.

Rob en Anja Sies

Het is een komen en gaan op deze vrijdagmiddag bij Vermeyden. Klant na klant loopt binnen voor noten, hippe biertjes, kaas, bonbons, kruidige salades, vers belegde lunchbroodjes, wijn, een mooie fles champagne of voor luxe snoeperijen ingepakt als een mooi cadeautje.

“Mag het iets meer zijn?” klinkt het bij het afwegen. Twee oude dames halen gezellig kletsend hun bestelling versgebakken brood op en een man met een hoed rekent pindarotsjes en twee bakjes geroosterde noten af. Aan de tafeltjes aan de zijkant van de grote, moderne en industrieel ingerichte winkel leest een jonge man zijn krantje bij een broodje brokkelige oude kaas.

Dat broodje Old Rotterdam blijkt het lievelingsbroodje van eigenaresse Anja Sies, vertelt ze terwijl ze aan tafel komt zitten. Al kan ze eigenlijk moeilijk een favoriet kiezen uit het enorme assortiment van haar winkel.

Lekkere hammetjes

“Iedereen komt hier om zichzelf of een ander te verwennen, waardoor het altijd een feestje in de winkel is”

Met het assortiment zijn ze constant bezig, sinds het echtpaar Sies twaalf jaar geleden de winkel overnam van de naamgevers: de familie Vermeyden. “Je bent altijd aan het zoeken. Op beurzen en proeverijen. Maar ook op vakantie zijn we altijd aan het kijken naar lekkere dingen. Mooie noga bijvoorbeeld, of lekkere hammetjes. We maken foto’s van wat we proeven. Eenmaal thuis proberen we dan gelijk of we die kunnen krijgen voor in de winkel. Soms lukt het, soms niet.” De nieuwste aanwinst zijn de pindarotsjes met karamel-fudge op de toonbank. “Die zijn echt verschrikkelijk lekker”, zegt Anja. “Binnen een week was ik door m’n vijf kilo heen.”

Anja en haar man moeten het zelf altijd leuk of lekker vinden. “Dat is echt een voorwaarde”, stelt Anja. “Met de opkomst van die populaire Rotterdamse producten, had je ook de ‘krotenmosterd’, misschien ken je ’m wel. Die vond ik echt niet lekker, dus dat werd ’m niet. Dat zeg ik ook eerlijk als klanten ernaar vragen.” Eigenlijk lusten ze alles, zeggen ze, in ieder geval héél veel. Maar fijnproevers? Zo zou Anja zichzelf niet omschrijven. Ze denkt even na. “We proeven wel of iets verfijnd is of niet. Wat in de supermarkt ligt, ziet er misschien op het oog hetzelfde uit, maar het smaakt toch zó anders! Dat zou ik soms wel van de daken willen schreeuwen: ontdek het, kom langs.

We hebben ook dure producten. Of nou ja, per ons misschien een dubbeltje of twee dubbeltjes duurder dan in een super. Maar ze zijn zo ontzettend veel lekkerder. Bijvoorbeeld onze Hollandse kazen. Ik zou willen dat veel meer mensen dat ontdekten.”

Ballotagecommissie

“Iemand die alleenstaand is, komt een half onsje worst halen, dat kan ook gewoon”

Des te verbazender is het om te horen dat Anja Sies tot twaalf jaar geleden in een apotheek werkte en haar man regio­manager was bij een kledingketen in Limburg. “Toen Rob zijn baan kwijtraakte, kwamen we op het idee om samen iets leuks te gaan doen. Onze roots liggen in Rotterdam, het was dan ook heel fijn om weer deze kant op te komen.” De winkel kwam ‘gewoon op hun pad’. “Robs broer kwam hier altijd en hoorde dat de winkel te koop kwam. Hij heeft ons geïntroduceerd.” En zo sprongen ze samen het diepe in. Getwijfeld hebben ze niet: “Het leek ons meteen heel leuk. Er was een strenge ballotage, dat kun je wel stellen. Wat de doorslag heeft gegeven? Geen idee. Maar als ik iets moet gokken: onze klantvriendelijkheid.”

“Wat het zo leuk maakt: iedereen komt hier om zichzelf, of een ander te verwennen. Het is daardoor eigenlijk altijd een feestje in de winkel. Natuurlijk is er soms stress en is het hard werken. Maar achteraf denk ik: we hadden dit twintig jaar eerder moeten doen.”

Bourgondiërs

De winkel heeft er niet altijd zo uitgezien. Zes jaar geleden is er een grote verbouwing geweest. “De winkel was de helft zo laag en had een overhangende pui. Het was heel donker en anders qua sfeer”, weet ze nog. “Ook kregen we toen het predicaat ‘hofleverancier’. Voor ons een enorme waardering, een teken van kwaliteit en gastvrijheid.” Vanzelfsprekend, voor Anja: “Als er tijd is, kan iedereen z’n verhaal komen doen, dat vinden we heel belangrijk. Het is hier soms net een maatschappelijk gebeuren.”

“Veel mensen komen hier wekelijks op hetzelfde moment. Bijvoorbeeld iedere vrijdag een broodje halen tijdens hun werk. Omdat het vrijdag is hè, dan mag dat”, begrijpt Anja. “‘Proef eens, dit vind jij lekker’, zeg ik dan als ik iets nieuws hebt. En meestal klopt dat.”

Toch komen er ook wekelijks verbaasde klanten, die hier al jaren in de buurt komen en nog nooit binnen zijn geweest. Wat niet iedereen weet, is dat Vermeyden ook veel catering doet. “Kijk, ik laat het je zien.” Anja springt op en komt terug met een prachtige doos met luxe borrelhapjes. ”Zo verzorgen we ook de dagelijkse lunches bij kantoren. Eigenlijk is alles mogelijk.”

Betekent ouderwetse service ook ouderwets ondernemen? “Juist niet. We proberen heel erg mee te gaan met de tijd.” Ze gaan naar Antwerpen om nieuwe ideeën op te doen, waar ze als fijnproevers en Bourgondiërs voorlopen op Nederland. Ook heeft Vermeyden een populair account op Instagram en een actieve Facebookpagina.

Er bovenuit steken

Je zou zeggen dat een zaak als Vermeyden niets te vrezen heeft. Toch is er concurrentie, van de supermarkten, die steeds dieper in het luxe assortiment duiken. “Het gebeurt vaker dat we hier iets moois nieuws hebben, en dat het een halfjaar later ook bij de super ligt, voor onze inkoopprijs. Daar word je niet gelukkig van”, zegt Anja. “Je doet hartstikke veel moeite om zo’n product binnen te krijgen, maakt de mensen er enthousiast voor en dan verdwijnt het weer.” Want dat mag duidelijk zijn: “Zodra een product in de supermarkt ligt, kappen wij ermee. Dan moeten we weer iets anders zoeken.

Oervarken

Het bijzonderste product is de ham van het Mangalica varken. De varkens scharrelen in Hongarije, het vlees wordt gedroogd en heel lang gerijpt in Spanje. “Op de delicatessenbeurs zagen we ’m staan, opgezet hoor, zo’n knoeperd.” Ze houdt haar armen wijd uit elkaar. “Een soort oervarken. Je kon ervan proeven en dat vonden we zó lekker, dat we het opgenomen hebben in het assortiment.” Doorgaans vindt Anja het juist heel leuk als producten uit de buurt komen. De Rotterdamse waren: van de Zeemans­boter-pindakaas tot de Rotterdamse Confituur. “Dat is de afgelopen jaren echt opgekomen, het loopt enorm. Ook als cadeautje. Ik denk dat heel veel Rotterdammers gewoon trots zijn op hun stad.”

Of Anja nog iets toe zou willen voegen aan de winkel, vraag ik tot slot. Ze denkt kort na, kijkt dan tevreden om zich heen. “Nee”, besluit ze. “Ik wil gewoon dat het zo gezellig druk blijft.”

Dit verhaal is verschenen in het boek ‘Anders nog Iets’, over ondernemers die de stad verrijken met hun passie en hun ambacht. Vers Beton werkt al jaren samen met Anders Nog Iets?, een project van Annemarie Mosterd. Het boek is hier te koop

Meer verhalen lezen in de serie ‘Anders Nog Iets?’

Bekijk ze hier

Willemijn Sneep

Het bericht Vermeyden Delicatessen: “Het is hier soms net een maatschappelijk gebeuren” verscheen eerst op Vers Beton.

Stadsverhaal: Kamerplanten

$
0
0

Vers Beton en The Writer’s Guide (to the Galaxy) gaan samenwerken! Elke drie maanden publiceren we een literair stadsverhaal dat speelt in Rotterdam. 

“A.. allo?” Haar stem kraakt twijfelachtig door de luidspreker. “Ja.. ja.” De deur zoemt open.

Hoewel ze perfect weet hoe de parlofoon te gebruiken, doet ze het met een aan afkeer grenzende onzekerheid. Net zo blijft haar gsm meestal eenzaam in zijn lader staan, met de namen van haar dochters veilig achter de grote knoppen geïnstalleerd. Wanneer oma er het hare van denkt, hoort of ziet ze niets.

Sinds ze haar intrek heeft genomen in de seniorenflat gaat het met haar beter dan ooit. De val die aan de beslissing vooraf ging, is lang verleden tijd. Voor het eerst in twintig jaar vierde oma vorig jaar weer oudejaarsavond. Niet met haar nageslacht maar met leeftijdsgenoten. Wij praten toch alleen maar over dingen waar zij niets van begrijpt en haar gehoorapparaat heeft ze meestal uit staan.

Telkens wanneer ik haar opzoek in haar zogenaamde studentenkamer, lacht ze me vrolijk toe. Meestal staat ze in een nette jurk in de deuropening, want ze gaat later beslist nog koffie drinken met haar vriendinnen. Haar deur is te herkennen aan het enige groen dat de witte gang van de moderne flat opfleurt. Vier grote wit-goud geglazuurde emmers met daarin gigantische sanseveria’s, wel veertig vrouwentongen per pot.

“Het is al kamerplanten wat de klok slaat en dat is precies waarom ik hier ben: haar mooiste hobby”

Ik herinner me nog goed hoe ik haar er anderhalf jaar geleden voor het eerst opzocht, bang voor de confrontatie met trieste heimwee naar de grond waar ze haar hele leven heeft doorgebracht – bij haar ouders, toen naast haar ouders, met haar man, en daarna alleen, zij aan zij met haar gekke zus – bang dat ze haar tuin te veel zou missen, het gras dat ze zelf nog maaide, de bloemen die er bloeiden, het zonnige terras, het plekje uit de wind waar nooit een spatje vuil tussen de voegen van de tegels zat en waar we haar in de zomer konden vinden met een kruiswoordraadsel op schoot. Maar mijn overenthousiasme om een teleurgestelde seniorenblik bij voorbaat te compenseren was nergens voor nodig. Oma is blij dat ze zich nu nooit meer zorgen hoeft te maken over de kachel die stuk gaat of een dakpan die van het dak af waait. Dat ze nooit meer in de kou naar het toilet hoeft of over die gevaarlijke badrand moet stappen. En haar buren zijn die en die en die. Ik knikte glimlachend, tijdens dat eerste bezoekje daar, en at als vanouds heerlijk zoete vlaaien, vond een blikje cola in de koelkast en mocht een Cornetto uit de vriezer halen.

Ook vandaag lacht ze me toe vanuit de deuropening en ik volg haar traag naar binnen. Het is al kamerplanten wat de klok slaat en dat is precies waarom ik hier ben: haar mooiste hobby, eentje die ze met hart en ziel beoefent. Mijn zus stuurt zelfs trieste orchideeën op retraite bij oma, waarna ze vol in de knoppen terug naar huis keren. Ik mocht stekjes komen halen.

Na anderhalf uur en een buik vol zoets – het moet wel hét cliché zijn dat hoort bij bezoekjes aan oma’s – kijk ik in de achteruitkijkspiegel naar de potten die vastgegespt op de achterbank staan. Een sanseveria, een vetplant met mooie, ronde bladeren, een plant waar rode bloempjes op zullen komen en enkele cactussen staan vrolijk te wiebelen op de achterbank. Ik neem mijn bochten voorzichtiger dan ooit.

Terwijl ik de stad uit rijd, kom ik langs een ander project seniorenflats, waar ik tot een jaar geleden op bezoek ging bij mijn oma langs vaders kant, mijn doopmeter. Zij die nieuwe snufjes wél omarmde, me mailtjes en sms’jes stuurde en op Facebook zat. Zij was eveneens ontzettend blij met haar knusse luxeappartement, waar ze met haar rollator door brede gangen kon struinen tot in het restaurant, de bibliotheek, en op bezoek ging bij haar huisgenoten, naar een vriendin die ze al van de kleuterklas kende, haast vijfentachtig jaar geleden. Ze had er graag nog enkele jaren haar immense familie op bezoek gehad, maar dat liep anders. Ze zou deze week negentig zijn geworden.

Het is nu iets meer dan een jaar geleden dat ik drie gemiste oproepen opmerkte, net toen ik naar werk wilde vertrekken. Ik belde mijn vader terug terwijl ik uit het raam een blik wierp op de eeuwig bewegende Nieuwe Binnenweg. Ik wist al wat hij zeggen zou en ik bleef triest voor me uit staren terwijl ik zijn stem hoorde haperen in mijn oor. Vele levens veranderden die dag, maar op de Nieuwe Binnenweg veranderde helemaal niets.

De laatste keer dat ik mijn meter zag, had ik mezelf ook voorgehouden dat het de laatste keer zou zijn. Ze schuifelde niet meer op haar brede voeten, haar haar lag niet in de plooi, ze vroeg niet naar mijn schrijven en mijn lief. Ze was verward geweest, praatte over haar ouders en de oorlog, over nachtmerries die haar teisterden en haar zeven kinderen die ze allemaal even graag zag. Naar haar kijken had me tegelijk triest en trots gemaakt. Die oma van mij, ze deed wat ze wilde. Hoe ouder ze werd, hoe eigenwijzer. Dat ze zomaar zou sterven op een ochtend, onaangekondigd, daarvan was ik niet verrast.

“Alle herinneringen en muizenissen verdwijnen wanneer ze in mijn hoofd worden vervangen door indrukken van de Maasboulevard bij valavond”

Ik kijk naar de stekjes op de achterbank en denk aan het graf van mijn meter, maar dit zijn kamerplanten, die moeten mee naar Rotterdam, die houden het op een kerkhof in november niet lang vol. Dus vervolg ik mijn weg naar de E17 richting Antwerpen, hoef er op zondagavond niet stil te staan voor de Kennedytunnel en rijd niet veel later Nederland in, waar de wegen gladder en de landschappen weidser zijn.

Alle herinneringen en muizenissen verdwijnen wanneer ze in mijn hoofd worden vervangen door indrukken van de Maasboulevard bij valavond. De contouren van de stad, de drie bruggen, de stadsverlichting die glinstert op het water. Hier zijn mijn oma’s nooit geweest en zullen zij ook nooit komen. Het is te ver van hun bed of simpelweg te laat. Hier weet ik geen seniorenflats, geen grafzerken, geen hoeken waarachter jeugdherinneringen loeren. Niemand die kamerplanten opvangt wanneer ze triest zijn, niemand die me volstopt met koekjes, zelfgebakken vlaaien en ijs. Niemand die een koelkast heeft met een onwaarschijnlijke keuze aan frisdrank, vruchtensap en bier, hoewel ze zelf niets van dat alles drinkt. Niemand die een telefoon bij wijze van decoratie onaangeroerd naast de televisie heeft staan.

Celine Vervaet

Het bericht Stadsverhaal: Kamerplanten verscheen eerst op Vers Beton.

De papa’s van de poppen zijn niet meer

$
0
0

Ferrie Weeda neemt de lezer maandelijks mee in zijn blik op de stad. Deze keer: Willem & Willem waren een rotsvast baken in zijn wijk Delfshaven. 

Willem is dood.

Willem van Willem & Willem.

Van Willem & Willem van de poppen.

Van die poppen in het raam op de Willem Buytewechstraat.

Ik dacht: ik zet het onder elkaar, anders komt de lezer niet door de eerste regel heen. Willem van Willem & Willem. Willem van Willem & Willem van de poppen – dat lijkt meer op een streepjescode dan op een Nederlandse zin. Maar het gaat dus om mijn buurmannen, die allebei Willem heetten, en nu allebei dood zijn.

Ze waren al sinds wijkheugenis samen, Willem & Willem, alias ‘Die ouwe nichten met die poppen’. Afzonderlijk stonden ze bekend als Blonde Willem en Bruine Willem (hoewel Blonde Willem al tijden kaal was, en Bruine Willem volgens huidige conventies ‘Willem met een Indische migratie-achtergrond’ zou heten).

Maargoed. Ze hadden dus poppen, de Willems. Veertien stuks. De poppen staan gezusterlijk naast elkaar in de vensterbank tegenover mijn huis. Ja, nog steeds, ze staan er nog. En ja, gezusterlijk, want het zijn alleen vrouwen, die poppen. Vrouwen van het meest gender-confirmerende soort bovendien: prinsessen met satijnen jurkjes, koninginnen met diamanten tiara’s, deemoedig kijkende dienstmeisjes, strenge Victoriaanse dames en ook een wulpse Moulin Rouge-danseres, compleet met jarretels. Willem & Willem hielden van glamour, zoveel is duidelijk.

De Willems woonden al duizend jaar aan de Willem Buytewechstraat. Tenminste: ik ken geen ander beeld dan dat van die poppen op die plek, op hun plateautje met tijgerprint, tussen de zware velours gordijnen, met daarachter een met edelkitsch volgestouwde huiskamer.

“De poppen in de vensterbank waren een rotsvast baken in het turbulente Delfshaven”

De poppen in de vensterbank waren een rotsvast baken in het turbulente Delfshaven. Toen Blonde Willem een paar jaar geleden overleed, veranderde er schijnbaar niets: de poppen bleven fier overeind staan en de tiffany-lampjes brandden uitbundig.

De laatste jaren kwamen de Willems nauwelijks meer buiten. Ze kregen veel hulp van buurtgenoten. Bovendien hadden ze in Herman met de Scooter een vaste toeverlaat. Vier keer per dag kwam Herman uit Schiemond langs op z’n scooter, shaggie in z’n bek, om hand-en-spandiensten te verlenen. Herman hield ook de geveltuin bij, die – compleet met miniatuurpaleishek – de allure had van een poppen-landgoed.

Willem & Willem hadden ook twee hondjes. De hondjes stonden meestal hysterisch blaffend in de vensterbank, tussen de poppen. Het was een groot raadsel hoe de poppen bleven staan. Ze dwongen blijkbaar respect af. Willem & Willem lieten de hondjes niet zelf uit – dat deed Herman met de Scooter. Herman haalde de hondjes op, liep naar het plein om de hoek en ging daar dan op een muurtje zitten om een shaggie te roken.

“Vier keer per dag kwam Herman uit Schiemond langs op z’n scooter, shaggie in z’n bek, om de hondjes uit te laten”

“Willem is stervende,” vertelde een buurvrouw me een paar maanden geleden. “Ik maak me zorgen om die hondjes. Waar moeten die naartoe? Ik neem ze niet in huis. Ik vind ze vies.”

Éénmaal zag ik Bruine Willem nog. Hij was hersteld van een beenamputatie en kwam voor het eerst in tijden buiten. Hij werd door Herman naar zijn auto geleid. Willem zwaaide blij naar me en stapte daarna achter het stuur.

In oktober zag ik Herman ineens in een net pak lopen. Toen wist ik dat het zover was. De poppen waren hun papa’s kwijt. Het huis is sindsdien onaangeroerd. Deze Kerst bleef de huiskamer voor het eerst donker.

Het schijnt dat de hondjes een goed onderdak hebben gevonden.

Maar wie ontfermt zich over de poppen?

Ferrie Weeda

Het bericht De papa’s van de poppen zijn niet meer verscheen eerst op Vers Beton.

Een bescheiden verlanglijstje voor 2019

$
0
0

column

Vers Beton vroeg NRC-columnist Lotfi El Hamidi om een voorspelling te geven van Rotterdam in 2019. Hij maakte, in de geest van deze feestmaand, een bescheiden verlanglijstje voor de stad.

Koffiedik kijken met Rotterdam is geen goed idee, kwam ik gauw achter. Zo begon ik te schrijven dat de stad ook in 2019 gewoon weer de verkeerde lijstjes zal blijven aanvoeren, met de schrale troost dat dat de enige lijstjes zijn waar we in ieder geval boven Amsterdam staan. Ook voorspelde ik dat mijn club Sparta naar de Eredivisie promoveert – of nét niet. Zoals ze in Spangen zeggen: het blijft Sparta. En zo voorspelde ik nog meer rampspoed: Feyenoord City, de verbouwing van Boijmans, de fragiele collegesamenstelling op het stadhuis, de gevolgen van een harde Brexit voor de Rotterdamse haven.

Je leest het al, één en al cynisme, en het nieuwe jaar is niet eens begonnen. Daarom wil ik in plaats van koffiedik kijken liever een aantal wensen uitspreken voor Rotterdam, omdat ik geloof dat deze stad geen project is maar een belofte, een droom. En om met stadsdichter Derek Otte te spreken: meerdere wegen leiden naar dromen. Hier volgt, geheel in de geest van deze feestmaand, een bescheiden verlanglijstje.

Ik wens Rotterdam in 2019 minder ambitie toe. Ja, je leest het goed, minder ambitie. Ambitie sloopt de stad. Het klinkt paradoxaal, maar het is wel zo. De ambitieuze plannen van ambtenaren, architecten en stadsmakelaars zijn niet bedacht voor de vele onrendabele Rotterdammers aan de onderkant van de stad. Dat is recentelijk weer pijnlijk zichtbaar geworden in de Tweebosbuurt in de Afrikaanderwijk. Ik wens Rotterdam daarom ook meer burgerverzet toe. Groene hesjes, in de kleur van de stad. De sloopwoede van de gemeente houdt niet op, niet vanzelf.

“Deze ruige stad is te lang bestuurd door strenge vaders met losse handjes”

Ik wens Rotterdam in 2019 een nieuwe burgemeester toe. Sorry Aboutaleb, maar u heeft uw steentje nu wel bijgedragen. Laat de opvolger alsjeblieft niet Alexander Pechtold zijn. Laat het in ieder geval een vrouw zijn. Deze ruige stad is te lang bestuurd door strenge vaders met losse handjes. Laat een wijze, betrokken en zachtaardige burgermoeder het eens proberen, een soort Rotterdamse Angela Merkel. Rotterdam kan wat moederliefde gebruiken.

Ik wens Rotterdam in 2019 een ijzersterke lokale journalistiek toe. God weet dat het nodig is. Rotterdammers verdienen een scherpe journalistieke waakhond die hun machthebbers onder de loep nemen. Mark Hoogstad is niet meer, maar ik geloof dat er genoeg opvolgers klaarstaan om zijn grote schoenen te vullen. Maar kwaliteitsjournalistiek is niet gratis. Meld je aan als supporter van Vers Beton, als je dat om geen enkele goede reden nog niet hebt gedaan.

“De kern van beschaving bestaat uit een geheel van kleine gebaren”

Ik wens Rotterdam in 2019 meer tolerantie en verdraagzaamheid toe. We hoeven elkaar niet te mogen, maar op z’n minst kunnen we elkaar als stadgenoten respecteren. We hebben verder ook geen keus, we zitten in hetzelfde schuitje. De volgende dag delen we de tram of metro gewoon weer met de halve stad. Hou daarom alsjeblieft de deur open voor die haastige reiziger die zijn tramrit dreigt te missen. Klein gebaar, maar de kern van beschaving bestaat uit een geheel van kleine gebaren.

Ik wens Rotterdam in 2019 een sinterklaasfeest toe zonder racisme. Het is natuurlijk een schande dat deze wens anno nu en in deze wereldstad nog uitgesproken moet worden, maar het zij zo. Laat Delfshaven een voorbeeld wezen, waar de Goedheiligman het dit jaar helemaal zonder pieten deed. Er vielen geen doden of gewonden.

Ik wens Rotterdam in 2019 meer bomen toe. En dan veel meer dan die twee plantenbakken zoals op de geherstructureerde Blaak. Of je nou in klimaatverandering gelooft of niet, niemand is tegen het inademen van frissere lucht.

Ik wens Rotterdam in 2019 een einde aan vuurwapengeweld toe. We verliezen elk jaar te veel jonge stadgenoten aan het zinloze geweld. Dajo uit Katendrecht, rust in vrede; Humeyra, onze roos, de steel abrupt gebroken, we zullen je nooit vergeten.

Ik wens Rotterdam in 2019 alle gezondheid, geluk en wijsheid toe.

Lotfi el Hamidi

Het bericht Een bescheiden verlanglijstje voor 2019 verscheen eerst op Vers Beton.

Deze 7 Rotterdammers moet je in 2019 in de gaten houden

$
0
0

Wat heeft 2019 Rotterdam te bieden? De redactie van Vers Beton keek in de glazen bol en heeft zeven Rotterdammers gezien die het (moeten) gaan maken.

In totaal willekeurige volgorde, moet je volgend jaar gaan letten op:

1: Royston Drenthe (Sparta)

sport

Of ik een stukkie wil schrijven over Royston Drenthe. Waarom? Nou, jij bent de enige Spartaan op de redactie en die Royston moeten we volgend jaar in de gaten houden. Die gaat Sparta kampioen maken. Oké, ik bén Spartaan en op het Kasteel houden we de adem in als hij aan de bal is. Maar gevoelsmatig sta ik niet vooraan met veren en pluimen voor een avonturier, een Feyenoorder of een koning van Crooswijk. Aan de andere kant – laten we wel wezen – is Ronaldo ook niet in Turijn geboren. Royston heeft Feyenoord uit z’n hoofd gezet, heeft weer zin in voetbal en wil kampioen worden met Sparta. Hij is het politieke gedraai bij de grote clubs zat en is al genoeg bestolen en belazerd. Dus wil Royston nu koning van Spangen worden. Volgens eigen zeggen zit ‘ie weer in z’n ‘flowtje’. Tja, als je er zo naar kijkt… Ik ben vóór!

(Max van Dongen)

2: Alice Krekt (Deltalinqs)

haven & economie

Linksom of rechtsom: 2019 wordt hét jaar waarin Nederland kleur moet bekennen voor het klimaat en de energietransitie. De Rotterdamse haven, goed voor 17% van onze CO2-uitstoot, speelt daarbij een cruciale rol. Alice Krekt is bij Deltalinqs (de ondernemersvereniging van de haven- en industriële bedrijven in Rotterdam) verantwoordelijk voor die energietransitie bij haar leden. Tot nu toe is daar alleen nog weinig écht fundamenteels gebeurd. Aan Krekt zal dat niet liggen: die is bij elke bijeenkomst aanwezig, meldt te pas en te onpas welke kansen er liggen, en zit vol goede moed. Maar is dat voldoende om fossiele giganten als Shell, ExxonMobil, Engie en Uniper mee te krijgen? 2019 wordt voor haar de ultieme lakmoesproef, en daarmee voor ons allemaal. Want alles wat Krekt (niet) bereikt, heeft direct zijn weerslag op de klimaatprestaties van Nederland. Geef haar daarom liefde, bemoediging én vermaning. Ze heeft het allemaal nodig.

(Inge Janse)

3: Nourdin El Ouali (Nida)

politiek

Als je met maar twee zetels in de gemeenteraad, toch een favoriet doelwit bent van de grootste partij in het college, weet je dat je ertoe doet. Zoals tijdens het laatste raadsdebat van 2018, toen een interview met VVD-wethouder Bert Wijbenga in de Volkskrant tot felle discussies leidde. Hij had daarin uitgehaald naar de “onverdraagzaamheid” van Leefbaar Rotterdam, Denk en Nida (in die volgorde).

Begin dit jaar leek Nida nog af te stevenen op een rampzalige verkiezingsuitslag: er was nieuwe concurrentie van Denk, gevolgd door interne ruzies en het mislukte verbond van linkse partijen. Toch hield Nida stand, ondanks de verrassende vier zetels winst van Denk. Dit voorjaar leek het er zelfs even op dat de partij zou gaan meebesturen. Niet CU-SGP (1 zetel) maar Nida (2 zetels) zou het college aan een meerderheid helpen. Vooral PvdA en D66 maakten zich daar sterk voor. De VVD, dat de kritiek van concurrent Leefbaar Rotterdam al kon uittekenen, was tegen. Maar als het zes-partijen-college haar minimale meerderheid alsnog verliest, zou Nourdin el Ouali wel eens degene kunnen worden die het college met zijn steun overeind kan houden.

Hoewel de principiële Nourdin el Ouali in de raad fel oppositie voert tegen bijvoorbeeld onverdraagzaamheid en de sloopplannen in Rotterdam-Zuid, stond de partij ook dicht bij het college tijdens de onderhandelingen over de begroting. Dat vertaalde zich in hun vele moties die met steun van collegepartijen werden aangenomen. We schreven het al eerder: het kleine Nida speelt zich in de kijker als partij om in de gaten te houden. Ook in 2019.

(Guido van Eijk)

4: Jetti Steffers en Kris de Leeuw (Maatschappij voor Volksgeluk)

kunst & cultuur

Op 30 juni 2019 zal BAR zijn deuren in het Schieblock sluiten na een drie dagen durend afscheidsfeest. Dat is opzich al een iconisch moment om het jaar mee te markeren. Maar dat is niet de reden waarom we op Kris en Jetti moeten letten in 2019. Want Kris en Jetti van de Maatschappij voor Volksgeluk zijn al druk bezig met het volgende project dat alles in zich heeft om harder, better, faster, stronger te zijn.

In oktober openen ze in de Ferro-hallen, een oude emaillefabriek in Merwe-Vierhavens, een nieuwe nachtclub naar een ontwerp van ZUS. Er komt ook een buitenlocatie bij, waar we in de zomer al wat voorproefjes van kunnen verwachten en in 2020 zelfs een heus zwembad. De programmering blijft vooruitstrevend en experimenteel, maar ze zullen vaker grotere namen boeken om een breder publiek aan te spreken. De rauwe Rotterdamse sfeer van de locatie blijft bewaard, zo zegt Kris. Een welkom initiatief in tijden dat de rauwe randjes van de stad door de grote vastgoedjongens zijn ontdekt om glad te strijken. Dit belooft een belangrijke impuls voor het Rotterdamse nachtleven te worden waar we nog jaren plezier van zullen hebben. Of nouja, in elk geval zeven jaar, want dan houdt het contract met het Havenbedrijf op.

En schrijf de locatie van BAR trouwens ook niet helemaal af. Daar willen ze een ander en nieuw concept in zetten. Ze denken aan een arkadehal. Ik zeg: doen!

(Eeva Liukku)

5: Rachelle Eerhart (Rechtstreex)

ondernemerschap & economische transitie

Rechtstreex – waar je groente, fruit en boodschappen bestelt van boeren tot 50 km rondom Rotterdam – bewijst dat je soms harde keuzes moet durven maken om ergens te komen. Het vijf jaar jonge Rotterdamse bedrijf zat in een kritieke situatie eind 2016, maar heeft recent de grens gepasseerd naar winstgevendheid. Dat deden ze door vol te kiezen voor de lokale voedselketen in Rotterdam, en twee andere steden en alle nevenactiviteiten af te stoten.

Rachelle Eerhart is regiocoördinator en kwam in 2015 bij het bedrijf om oprichter Maarten Bouten te versterken. En dat is danig gelukt. Ze bouwt en onderhoudt het netwerk met inmiddels meer dan 100 boeren en Rotterdamse makers als Pinky Rose, Jordy’s of Brouwerij Noordt. En ze weet aan de lopende band nieuwe wijkchefs te enthousiasmeren waardoor je inmiddels in bijna elke uithoek van Rotterdam, Schiedam, Dordrecht of Gouda, boodschappen op kunt halen.

Wie in een jaar tijd eigenhandig zoveel nieuwe boeren, wijkpunt-eigenaren en consumenten weet mee te krijgen, kan je maar beter in de gaten houden. Nu de mijlpaal van 900 bestellingen per week gepasseerd is, en het break even point bereikt is, zou de groei van nieuwe klanten wel eens exponentieel kunnen worden. En dan wordt 2019 wat mij betreft het jaar waarin die lokale voedselketen rondom Rotterdam echt serieuze vormen aan gaat nemen.

(Willemijn Sneep)  

6: Arna Makic

architectuur

Ruim een jaar geleden won Arna Mačkić de Jonge Maaskantprijs voor de meest veelbelovende jonge architect in Nederland. Zij verbeeldt prachtig hoe Rotterdam met honderden dunne draadjes verbonden is met steden zoals Beirut, Palmyra, Aleppo, Mogadishu, Mosul en Mostar (Mačkić komt uit Bosnië-Herzegovina). De bewoners van deze steden delen het verlies en de moed die nodig was om hun stad weer op te bouwen en dat is ook aan gebouwen en publieke ruimtes afleesbaar.

Rotterdam-Zuid is sinds 2018 onderzoeksterrein van Mačkić en haar collega Lorien Beijaert. Daar hoorden ze van bewoners: “Wat je voor ons doet, zonder ons, is tegen ons.” Mačkić en Beijaert interpreteren de geschiedenis van Rotterdam daarom als kans om verder te bouwen aan een gelaagde stad die aanknopingspunten biedt voor inwoners met verschillende achtergronden en opvattingen. Mét ruimte voor imperfectie en verdriet.

Mačkić waarschuwt met haar houding voor een gladgestreken stad die misschien toeristen en het grote vastgoedgeld trekt, maar daardoor grote aantallen bewoners uitsluit. Zulke scherpzinnigheid zal Rotterdam nog hard nodig hebben in de strijd voor een inclusieve stad.

(Teun van den Ende)

7: Hilde Sennema (Erasmus Universiteit)

wetenschap

Hilde onderzoekt de betrokkenheid van havenondernemers en industriëlen bij de stedelijke ontwikkeling van Rotterdam tussen 1930 en 1970. Waarom haar werk belangrijk is om te volgen? Omdat het laat zien hoe privaat geld is ingezet voor publieke doeleinden, en hoe daarmee private belangen het publiek domein (be)stuurden. Volgens de historicus zit Rotterdam nu met hetzelfde vraagstuk als in de jaren ’30: hoe gaan we de stad naar een nieuwe tijd zetten? Met één verschil: nu is de prangende vraag ook wíe dat mag doen.

Sennema houdt eind januari een presentatie voor de technische commissie van de gemeenteraad die zich bezighoudt met filantropie in de stad. Waar liggen de grenzen van filantropie, door bijvoorbeeld een stichting Droom & Daad, en waar begint de pure commercie? Haar wetenschappelijke publicaties gaan onder andere over de cultuur van havensteden als Rotterdam en Liverpool, en de rol van havenbaronnen, zoals Jan Backx, in stadsontwikkeling en city marketing.

Voor wie de publicaties een brug te ver vindt: ze heeft ook een interessante column in het Financieele Dagblad, waar ze zaken zoals Feyenoord City onder de loep neemt.

(Marianne Klerk)

de redactie

Het bericht Deze 7 Rotterdammers moet je in 2019 in de gaten houden verscheen eerst op Vers Beton.

Viewing all 2939 articles
Browse latest View live